34412 |
lammeren |
lammeren:
lamǝrǝ (P211p Waasmont)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
21578 |
land |
land:
land (P211p Waasmont)
|
land [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
33640 |
landerijen |
eigendom:
ēgǝndǫm (P211p Waasmont)
|
Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
30861 |
leest |
leest:
lest (P211p Waasmont)
|
De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.]
II-10
|
25355 |
leren schede |
kalebas:
kalbas (P211p Waasmont)
|
De slachter draagt vaak aan zijn gordel een leren of houten "holster", waarin hij het gereedschap dat hij tijdens het slachten steeds bij de hand moet hebben, met name de messen, opbergt. Daarnaast heeft hij meestal nog een tas of iets dergelijks bij zich, waarin hij zijn overig gereedschap (de bijl, het schietmasker, de brander e.d.) vervoert. Het is goed mogelijk dat een aantal respondenten op deze tas doelt. Een eventuele toevoeging leren wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie afb. 3. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.]
II-1
|
17697 |
lever |
lever:
lēvǝr (P211p Waasmont)
|
Grote klier waarin onder andere gal wordt afgescheiden. [N 28, 88c]
I-11
|
19061 |
liefde |
liefde:
liefde (P211p Waasmont)
|
Liefde. [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
19085 |
liegen |
liegen:
liege (P211p Waasmont)
|
liegen [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
21098 |
lijnzaadmeel |
lijzemeel:
lēi̯zǝmēǝl (P211p Waasmont),
lɛ̄ǝzǝmiǝl (P211p Waasmont)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
33275 |
lijnzaadpap |
lijzedrank:
lijzedrank (P211p Waasmont),
lijzemeelpap:
lęi̯zǝmēǝlpap (P211p Waasmont)
|
De "pap", ofwel het vloeibare veevoer dat van lijnzaadmeel wordt gemaakt. De zegsman uit Maastricht merkt op dat de pap ook medicinale kracht heeft en gebruikt wordt om op een wond te leggen. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [RND 31; monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59]
I-5
|