e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292p plaats=Heythuysen

Overzicht

Gevonden: 3558
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bonkelaar van het staakijzer kroonrad: kroonrad (Heythuysen) Liggend wiel met op de buitenrand rechtopstaande kammen, dat in sommige windmolens in plaats van het rondsel aan het bovenste uiteinde van het staakijzer bevestigd is. Zie ook afb. 60. Een aantal woordtypen is mogelijk ook van toepassing op een horizontaal wiel waarbij de tanden in het verlengde van de cirkelstraal staan. [N O, 14h; A 42A, 13; N O, 41g; A 42A, 55] II-3
bont als apart kledingstuk pels: pels (Heythuysen) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont en blauw slaan bont en blauw slaan: bunt ɛn blaouw gəslāgə (Heythuysen) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bonte kraai bonte kraan: bontje kraon (Heythuysen, ... ) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] III-4-1
bontmantel bontmantel: bòntmantel (Heythuysen) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
bonzen bonken: bonken (Heythuysen) hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
boog boog: bo.ch (Heythuysen), koppenboog: kǫpǝbǭx (Heythuysen) boog [RND] || Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.] II-9, III-3-2
boom (alg.) boom: boum (Heythuysen), boͅu̯m (Heythuysen), buim (mv.): buim mv (Heythuysen) boom [RND] III-4-3
boomgaard bongerd: boŋərt (Heythuysen) I-7
boomklever boomlopertje: boumluiperke (Heythuysen) boomklever III-4-1