e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L209p plaats=Merselo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wind (alg.) waai: waej (Merselo), wind: wiend (Merselo), (verkleinwoord: wiendje; meervoud: wiende).  wiend (Merselo) wind [SGV (1914)] III-4-4
windborden stormplanken: størǝmplę̄ŋk (Merselo) De planken die tussen voorzoom en roedebalk worden geplaatst om de windvang te vergroten. [N O, 4a; A 42A, 67; Sche 35] II-3
winderig weer winderig (weer): wiendereg (Merselo), wienderig (Merselo) koud, nat en winderig || winderig [SGV (1914)] III-4-4
windhoos windschoer: (dit is een synoniem voor wiendwörvel - zie ook blz. 679).  wiendschoēr (Merselo), windwervel: (dit is een synoniem voor wiendscho‰r).  wiendwörvel (Merselo) windhoos III-4-4
windluiken, waterdeuren kapraampjes: kaprę̄mkǝs (Merselo) De luiken in de kap van de molen aan weerszijden van de askop. De luiken kunnen worden verwijderd waardoor de mogelijkheid ontstaat askop en roeden te bereiken voor inspectie en onderhoud. Zie ook afb. 28. [N O, 31a; A 42A, 60] II-3
windpeluw tong: tōŋ (Merselo) De zware balk in het stormeinde waar de halssteen of het metalen lager voor de molenas op bevestigd is. Zie ook afb. 17. [N O, 28c; N O, 28i; A 42A, 5; monogr.] II-3
windstilte loerachtig weer: (bijwoordelijke uitdrukking).  loēraechteg waer (Merselo) (wind)stil/triest weer III-4-4
winkelhaak winkelhaak: weŋkelhǭk (Merselo), weŋkǝlhǭk (Merselo), winkelhoak (Merselo) Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak [SGV (1914)] II-7, II-9, III-1-3
winterkoninkje toetimmertje: troglodytes  tuūtemmerke (Merselo), winterkoninkje: winterkunningske (Merselo), troglodytes  winterkunningske (Merselo) Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)] || winterkoninkje III-4-1
winterverblijf schaapskooi: sxǫpskø̜i̯ (Merselo) [N 78, 26; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12