e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q161p plaats=Piringen

Overzicht

Gevonden: 1033
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoepel ring: rink (Piringen) Een hoepel (ijzeren of houten ring die door de kinderen voortgedreven wordt). [ZND 27 (1938)] III-3-2
hoesten hoesten: hoeste (Piringen) zachtjes hoesten, kuchen [ZND 29 (1938)] III-1-2
hommel wesp: ook in ZND 01, a-m  wejbs (Piringen) hommel [ZND 27 (1938)] III-4-2
homp, brok, klont kluit: kluit (Piringen) kluit [ZND 28 (1938)] III-4-4
hond hond: ho.nt (Piringen), hoənd (Piringen) hond [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] III-2-1
honingpers pers: pãs (Piringen) Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.] II-6
hoofddoek neusdoek: nø̜i̯zek (Piringen) Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] I-4
hoofdkaas gerolde kop: gəroͅldə kop (Piringen), hoofdkaas: høͅykeͅis (Piringen) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3
hoofdkussen kussen: kø&#x0304sə (Piringen) hoofdkussen [ZND 27 (1938)] III-2-1
hoofdstel toom: tō.m (Piringen) Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.] I-10