e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L426z plaats=Holtum

Overzicht

Gevonden: 1883
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droog blijven t blijft over]: ⁄t dreigt voor te regenen maer ⁄t bleef hoch draag (Holtum) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] III-4-4
droogstaan droogstaan: drø̄xstǭn (Holtum) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
druilerig en koud weer miezerig (weer): miezerig (Holtum) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] III-4-4
druk heen en weer lopen bedrijvig lopen: bedrievich laupe (Holtum), vlot op en neer lopen: flot op en neer laupe (Holtum) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2
druppel druppel: en dröppel (Holtum) druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] III-4-4
dubbel gezwad dubbel gezwade/gezwaai: (mv)  dø̜bǝl [gezwade/gezwaai] (Holtum) De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94] I-3
dubbele toegangspoort van een gesloten erf opvaart: ǫp˲vārt (Holtum) De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.] I-6
dubbeltje dubbeltje: dubbeltjə (Holtum) dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
duim duim: doem (Holtum) duim [N 10 (1961)] III-1-1
duimeling duimeling: doeməling (Holtum) hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3