21425 |
schoolcijfer |
punt:
peunt (Q191p Cadier)
|
cijfer; Op een schoolrapport krijgt men voor verschillende vakken (een) .... [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
21426 |
schoolrapport |
puntenlijst:
peunte-lies (Q191p Cadier)
|
schoolrapport; Kent u een ander woord voor ....... [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
22754 |
schoppen in het kaartspel |
schoppen:
sjuppe (Q191p Cadier)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - I. Schoppen. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
32593 |
schudden met de riek |
schuddelen:
šø̜dǝlǝ (Q191p Cadier)
|
Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
19935 |
schuur |
schuur:
šø̄r (Q191p Cadier)
|
Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c]
I-6
|
33416 |
schuurpoort |
schuurpoort:
šø̄rpōrt (Q191p Cadier)
|
De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.]
I-6
|
17752 |
sik |
bokkenbaard:
bòkkebá:rt (Q191p Cadier)
|
sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20791 |
sinaasappel |
appelesien:
appele-seen (Q191p Cadier)
|
sinaasappel [DC 48 (1973)]
III-2-3
|
32573 |
slecht bemesten |
uitmergelen:
ūtmɛlǝgrǝ (Q191p Cadier)
|
Het gebruik van weinig of geen mest of van mest van slechte kwaliteit heeft tot gevolg dat de opbrengst gering is en de grond uiteindelijk uitgeput raakt. Een gevolg hiervan is weer dat het bedrijf er op achteruit gaat. Als redenen voor slechte bemesting kunnen genoemd worden: armoede, gierigheid of ondeskundigheid. [N 11, 26; N 11A, 31; JG 1b add.]
I-1
|
32775 |
sleepbeugels op een ijzeren eg |
slede:
šl˙ɛi̯ (Q191p Cadier),
sleep:
šlē̜ ̝.p (Q191p Cadier)
|
De sledeijzers of sleepbeugels die soms op het raam van de enkele ijzeren eg zijn aangebracht, om ze (omgekeerd) over het veld of over de weg te kunnen vervoeren. Zie afb. 55. [N 11A, 161b; monogr.]
I-2
|