e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q086p plaats=Eigenbilzen

Overzicht

Gevonden: 4312
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwarte bladluis smeelber: smulber (Eigenbilzen) insectjes onder een blad, zwart [DC 68 (1993)] III-4-2
zwarte gebreide dameskous zwarte hoos: zwarte wuse (Eigenbilzen) dameskousen, zwarte gebreide ~ [N 24 (1964)] III-1-3
zwarte gevederde muts met kinbanden pluimenmuts: pluməmeͅts (Eigenbilzen) muts, zwarte gevederde ~ met kinbanden, meestal door oudere vrouwen gedragen {afb} [kernet] [N 25 (1964)] III-1-3
zwarte kraai, kraai kraai: krè (Eigenbilzen), e als in hel  krè (Eigenbilzen), geen fon.doc.  kraai (Eigenbilzen) kraai [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)] III-4-1
zwarte mees tietemeesje: tietemaiske (Eigenbilzen) zwarte mees (11 net een kleine koolmees [052], maar zonder gele kleur en zwarte buikstreep, wel met een witte nekplek; alleen in mast- en sparrenbossen; nest vaak in bodemgaatje; roep snel [tjietjai, tjietjai] [N 09 (1961)] III-4-1
zwarte roodstaart roodstaart: rwötstat (Eigenbilzen), schouwvegertje: sjewvegerke (Eigenbilzen) zwarte roodstaart || zwarte roodstaart (14 rood trilstaartje, man is van voren roetzwart en heeft wittige vleugelvlek; echte gebouwenvogel; broedt daar binnenin; roep driftig [wiet, wiet, tk, tk]; zang hoog vanaf gebouw [bi-bi-kchchchch...bu-bi-bi] [N 09 (1961)] III-4-1
zwarte specht houtspecht: hootspè:ts (Eigenbilzen) specht, zwart ~ (46 grote, zwarte knaap; alleen in grote bossen [N 09 (1961)] III-4-1
zwartkop fauvette: fauvette? jk  pufet (Eigenbilzen), zwartkopje: zwatkèpke (Eigenbilzen) zwartkop (14 als tuinfluiter [046] maar man heeft zwart, pop een chocoladekleurig petje; nestje heeft binnenkant van haren; zang begint krassend maar eindigt luid jodelend [N 09 (1961)] III-4-1
zweefmolen zwengeltjes (mv.): zwingelkes (Eigenbilzen) Zwiermolen, draaimolen op de kermis. III-3-2
zweep karwats: kǝrwats (Eigenbilzen), smik: smik (Eigenbilzen) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10