e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zemelen zemelen: zī.mǝlǝ (Meeuwen) De bij het malen van graan afgescheiden en fijngemaakte hulzen van de korrels, die na het zeven als grofste afval overblijven. In Q 99* kent men zowel zemelen als klijen. De laatstgenoemde term wordt gebruikt voor de velletjes in het zeefsel. Zie ook het lemma ɛzemelenɛ in wld II.1, pag. 83. Het materiaal dat hier is opgenomen, vormt een aanvulling op het genoemde lemma in wld II.1.' [S 45; N O, 38d; N O, 38e; JG 1a; JG 1b; JG 2c; Vds 250; Jan 141; Coe 219; Grof 249; monogr.] II-3
zenuw zenuf: zinəf (Meeuwen) zenuw [zeen] [N 10 (1961)] III-1-1
zeug met biggen zeug: zyx (Meeuwen), zøǝx (Meeuwen) Vrouwelijk varken dat heeft gejongd. [N 19, 6; L 37, 49c; monogr.] I-12
zeuren, zaniken neulen: cf. VD s.v. "neulen  néélə (Meeuwen), zaniken: zaanəkə (Meeuwen) zaniken, zeuren || zeuren III-1-4
zeven zeven: zēͅvə (Meeuwen), zève (Meeuwen), droog  zééve (Meeuwen), zeven  zēͅvə (Meeuwen), zijen: zii̯ə (Meeuwen), vochtig  zĭĕje (Meeuwen) vloeistof door een filtreerdoek laten lopen || zeven || zeven, ziften || zeven; Hoe noemt U: Door een zeef laten lopen (zeven, ziften) [N 80 (1980)] III-2-1
zeven met de handzeef zeven: zē̜vǝ (Meeuwen) Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.] I-4
zich aankleden aandoen: zich [a.nduən} (Meeuwen) aankleden III-1-3
zich bedenken zich bedenken: zex bədiŋkə (Meeuwen), zich bedenken (Meeuwen) van besluit veranderen, van zijn mening terugkomen [zich bedenken, fineren] [N 85 (1981)] III-1-4
zich bemoeien met aantrekken: ich trek mich do niks van aan (Meeuwen) ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)] III-3-1
zich bij het stappen op de voorhoeven trappen (zich) vangen: vaŋǝ (Meeuwen) [N 8, 75 en 79] I-9