e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P118a plaats=Wijer

Overzicht

Gevonden: 888
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leiden leiden: lɛi̯ǝ (Wijer) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lendenen en kuil miltkuil(en): melkø̜̄u̯l (Wijer) Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c] I-9
leverpastei pat: pəteͅi (Wijer) leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3
leverworst witte pens: wetə pɛ̄.ns (Wijer) leverworst [Goossens 1b (1960)] III-2-3
liegen liegen: liege (Wijer) liegen [ZND 25 (1937)] III-3-1
lies liest: list (Wijer), lijst: list (Wijer) De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] I-12, I-9
lieveheersbeestje lievevrouwbeestje: ook in ZND 16, 006  lievevrouwbeske (Wijer) lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)] III-4-2
liggen liggen: ligge (Wijer) liggen [ZND 25 (1937)] III-1-2
lijsterbes lijsterboom: lijsterboom (Wijer) lijsterbes (Sobus aucuparia) [Lk 04 (1953)] III-4-3
lip lip: løp (Wijer) Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b] I-9