e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Asselt

Overzicht

Gevonden: 102

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jurk kleed: veur zolle det kleid gans motte lostraockele veur det veur ⁄t konne verangere (Asselt) Jurk. We zullen die jurk helemaal moeten lostornen voor we ’m kunnen veranderen. [DC 39 (1965)] III-1-3
kam kam: kamp (Asselt), wie ich ⁄t wol keeime ging miene kamp kepot (Asselt) Kam. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)] || Min of meer getande, rode, vlezige uitwas op de kop van kippen. [A 39, 3c; monogr.] I-12, III-1-3
kammen kammen: wie ich ⁄t wol keeime ging miene kamp kepot (Asselt) Kammen. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)] III-1-3
kandeel grog: Tegels(?)  grok (Asselt) kandeel; Hoe noemt U: Warme drank bereid uit wijn (bier, melk) met eierdooiers, suiker en kaneel, al of niet met wittebrood (kandeel, zuipen) [N 80 (1980)] III-2-3
kast kast: kas (Asselt) kast [DC 39 (1965)] III-2-1
kater kater: kater (Asselt), zware kop: zjwaore kop (Asselt) kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] III-2-3
kauwen knauwelen: knaowöllə (Asselt) kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)] III-2-3
kennen kennen: kinne (Asselt) kennen (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
kleerkast klederkast: kleierkast (Asselt) kleerkast [DC 39 (1965)] III-2-1
kleine neus klein neusje: kleen neͅske (Asselt) Dat kind heeft een klein neusje. [DC 37 (1964)] III-1-1