17951 |
achteruitgaan |
achteruitgaan:
achter(ə)tgaon (K318p Beverlo),
terugtrekken:
ze trekkə terug (K318p Beverlo)
|
achteruitgaan, wijken, deinzen [ZND 33 (1940)]
III-1-2
|
17630 |
adamsappel |
adamsappel:
adamsappel (K318p Beverlo)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17781 |
adem |
asem:
ig kos mennen əsəm ne mieë krijge (K318p Beverlo),
o"sem (K318p Beverlo)
|
adem || Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
asem krijgen:
ig kos mennen əsəm ne mieë krijge (K318p Beverlo),
asemen:
ich kost nie oisemen (K318p Beverlo),
ig kos ne mieë əsəmə (K318p Beverlo)
|
Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
`n aor opensnije (K318p Beverlo),
de ooren van zij voorhuut (K318p Beverlo),
de oəre va zeuue kop (K318p Beverlo),
een oor opensnijen (K318p Beverlo)
|
de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
21448 |
afdingen |
afdingen:
afdeŋə (K318p Beverlo)
|
afdingen [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
17583 |
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) |
frou-frou (fr.):
fafroe (K318p Beverlo)
|
haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20437 |
afleggen van een dode |
lijken:
lêke (K318p Beverlo),
da vrammes woord gelêkt = de vrouw wordt afgelegd
lêke (K318p Beverlo),
znd 32, 20;
lijke (K318p Beverlo),
lèke (K318p Beverlo)
|
afleggen (van een lijk) || afleggen van een lijk || een doode lijken (vooraleer hij gekist wordt) [ZND 32 (1939)]
III-2-2
|
17722 |
afloeren, bespieden |
afloeren:
afloere (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo,
K318p Beverlo)
|
iets bespieden [ZND 32 (1939)] || kijken: afloeren [aafvinke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25337 |
afpassen met de voet, aftreden |
aftreden:
aftrēən (K318p Beverlo)
|
aftreden [Goossens 1b (1960)]
III-4-4
|