e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

Gevonden: 5178
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoon jong: jong (Valkenburg, ... ), mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening  jong (Valkenburg), zoon: zoon (Valkenburg, ... ) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon [SGV (1914)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
zout zout: zaawt (Valkenburg), zaut (Valkenburg, ... ), zawt (Valkenburg, ... ), zout (Valkenburg) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zoutvat zouttromp: zauttromp (Valkenburg) houten bak, gedraaide nap, waarin het zout in de keuken bewaard wordt III-2-1
zuchten kuimen: kūūme (Valkenburg), oude kuimschotel: n auw kuumsjotel (Valkenburg), zuchten: zuchte (Valkenburg), zöchte (Valkenburg) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigen zuiken: soeken (Valkenburg), zoeke (Valkenburg, ... ), zōēke (Valkenburg) limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3
zuinig nauw: nej (Valkenburg), zuinig: zunig (Valkenburg) zuinig [SGV (1914)] III-3-1
zult, preskop perskop: pèèrschkop (Valkenburg, ... ), preskop: gekookt in stukken gesneden in gelei (gestold kooknat)  preskop (Valkenburg) hoofdkaas [DC 30 (1958)] || zwijnskop in gelei III-2-3
zure haring rolmops: rolmops (Valkenburg) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zure oprisping maagzuur: maagzoer (Valkenburg), zure rups: zoere röpsch (Valkenburg), zuur: t zoer (Valkenburg), t zōēr (Valkenburg), zuurbranden, het -: et zoerbrenne höbbe (Valkenburg), zoerbrenne höbe (Valkenburg), zōēr branne (Valkenburg) Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuring (alg.) surelle (fr.): (fr. surelle, surette; hgd. Sauerampfer)  sorrèl (Valkenburg) zuring III-4-3