e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

Gevonden: 5500
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuinig erg: ĕrch (Bilzen), spaarzaam: spoͅrzoͅm (Bilzen) Hij is zo spaarzaam (nauwziend, hij houdt het bijeen, en andere uidrukkingen met dezelfde betekenis). [ZND 07 (1924)] III-3-1
zure haring rolmops: ’n rolmoeps (Bilzen) een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zuring, groente surelle: serel (Bilzen), šəreͅl (Bilzen, ... ) Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2b (1963)] I-7
zuster zuster: zister (Bilzen, ... ), zistər (Bilzen) zuster [ZND 04 (1924)], [ZND 11 (1925)] || Zuster. [ZND 11 (1925)] III-2-2, III-3-3
zuurdeeg deegsem: dēxsǝm (Bilzen), desem: dēsǝm (Bilzen) Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.] II-1
zuurdeeg maken te bakken zetten: tǝ bakǝ zętǝ (Bilzen) Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.] II-1
zuurdesem desem: deesem (Bilzen) zuurdesem: een beetje deeg overgehouden van de vorige maal (Fr. levain) [ZND 02 (1923)] III-2-3
zuurkool zuurmoes: zoermoes (Bilzen), zūrmūs (Bilzen, ... ) ingemaakte witte kool [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2c (1963)] || zuurkool [N 16 (1962)], [ZND 08 (1925)] III-2-3
zuurkoolstamppot stomp met zuurmoes: stoemp mèt zoermoes (Bilzen) Stamppot van aardappelen en zuurkool [N 16 (1962)] III-2-3
zwaaien aanzwengelen: ne moteûr aonzwèngele (Bilzen), rondzwengelen: rondzwèngele on `n koëd (Bilzen), wenken: wènke (Bilzen), zwingelen: Niet alg.; doorgaans voor salade uitzwieren.  zwèngele (Bilzen) Zwaaien: ritmisch heen en weer bewegen, b.v. de armen (zwaaien, schwingen, zwingelen, wenken) [N 108 (2001)] III-1-2