e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Egchel

Overzicht

Gevonden: 570

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zolder boven de dorsvloer schelf(t): [schelf(t)] (Egchel) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6
zoldergat, opening in de koestalzolder schelf(t)gat: šɛ̄lǝf˲gāt (Egchel) In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c] I-6
zolderkamer zolderkamer: zoͅldərkāmər (Egchel) zolderkamer [N 05A (1964)] III-2-1
zolen onder de klomp slaan hogen: hȳǝgǝ (Egchel) De zool van de klomp van zoolbeslag voorzien om de levensduur van de klomp te verlengen. Zie ook het volgende lemma. In Venray (L 210) werden ook klompen die deels al een versleten loopvlak hadden van oude stukken leer of rubber voorzien. [N 24, 71, add.; monogr.] II-12
zomerkapmanteltje pelerinetje (<fr.): pelderienke (Egchel) kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)] III-1-3
zomerkleren zomerkleren: zomer kleijer (Egchel) zomerkleren [N 23 (1964)] III-1-3
zondagse kleren `s zondagsdingen: sonnisdinge (Egchel), `s zondagse kleren: sonnisse kleijer (Egchel) zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
zool van een schoen zool: zool (Egchel) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zwarte bladluis meel: idiosyncr. gebruiken alleen t meervoud  mēle (Egchel) bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)] III-4-2
zwarte gevederde muts met kinbanden kornet (<fr.): kernèt (Egchel) muts, zwarte gevederde ~ met kinbanden, meestal door oudere vrouwen gedragen {afb} [kernet] [N 25 (1964)] III-1-3