e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q001p plaats=Zonhoven

Overzicht

Gevonden: 5466
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bos bos: bǫs (Zonhoven), bǭs (Zonhoven) Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8
bos groente busseltje: WLD  busselke (Zonhoven, ... ) Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)] I-7
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt bles: blę.s (Zonhoven), blęs (Zonhoven) Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27] I-9
bot bot: boͅt (Zonhoven), bót (Zonhoven), Niet meer scherp Dá mé.s es zoe bót as ¯n hák: Dat mes is volkomen bot  bót (Zonhoven) bot || bot (niet scherp) [ZND 32 (1939)] || stomp III-2-1
bot eggen stuik[eggen]: stǭ.k˱[eggen] (Zonhoven) Werken met een eg die "bot" is aangespannen. De eg wordt aan een zodanig punt voortgetrokken dat de tanden schuin naar achteren wijzen en bijgevolg slechts oppervlakkig door de grond gaan. Zie afb. 70. De termen zijn vooral van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In plaatsen waar men gezien de grondsoort verschillend egwerk met dezelfde eg kon verrichten en men uitsluitend of voornamelijk bot egde om het gezaaide graan in de grond te werken, kan voor "bot eggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest) als voor "eggen na het zaaien". Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. Voor andere (...)-varianten dan ''eggen'' zij verwezen naar het lemma ''slepen''. [JG 1a + 1b+ 1c + 2c; N 11, 82; N 11A, 173b; NP, 16a; monogr.] I-2
boter boter: bōtǝr (Zonhoven), bōu̯ǝtǝr (Zonhoven), bōǝtǝr (Zonhoven), botter: botǝr (Zonhoven), boǝtǝr (Zonhoven) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11
boterham boterham: Verklw. boo.ëterém(me)ke nen drËËge boo.ëteram: ongesmeerd, zonder iets erbij  boo.ëteram (Zonhoven), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  botram (Zonhoven), botəram (Zonhoven), snee: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  snē (Zonhoven) boterham [ZND 32 (1939)] || Zijn er andere namen van een boterham, die als platter beschouwd worden? [ZND 32 (1939)] III-2-3
boterham (kinderwoord) bam: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  bam (Zonhoven) Zijn er kinderwoorden voor boterham? [ZND 32 (1939)] III-2-3
boterham met stroop boterham bet stroop: pië.restroep:perenstroop  boo.ëteram bè stroep (Zonhoven), stroopsnede: stroepsneej (Zonhoven) boterham besmeerd met stroop || een boterham met stroop III-2-3
boterkuip boterkom: bō.tǝrko.mp (Zonhoven), boterkuip: bōtǝrkǭ.p (Zonhoven), boterschotel: bō.tǝrsxōtǝl (Zonhoven) Houten kuipje waarin de boeren de boter wassen. [JG 1c, 2c] I-11