33146 |
zeven met de handzeef |
wannen:
wanǝ (L329p Roermond),
zeven:
zē.vǝ (L329p Roermond)
|
Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.]
I-4
|
17693 |
zeveren |
zemelen:
i.e. langdradig zijn.
zemele (L329p Roermond),
zeveren:
zeivere (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
zeveren [zeivere, sabbere] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
18581 |
zich aankleden |
aandoen:
aandoon (L329p Roermond),
aankleden:
Gebruikelijker is aandoon.
aankleije (L329p Roermond)
|
aandoen: 2. aankleden || aankleden
III-1-3
|
18804 |
zich bedenken |
zich bedenken:
zich bedinke (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
zich bədinkə (L329p Roermond)
|
van besluit veranderen, van zijn mening terugkomen [zich bedenken, fineren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33860 |
zich bij het stappen op de voorhoeven trappen |
(zich) klemmen:
klɛmǝ (L329p Roermond)
|
[N 8, 75 en 79]
I-9
|
19004 |
zich gedragen |
goed gedragen:
good gedrage (L329p Roermond),
zich voegen:
zich veuge (L329p Roermond)
|
zich goed gedragen [zich voegen, zich gevoegen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17938 |
zich haasten |
zich haasten:
os hoaste (L329p Roermond),
zich spoeden:
os spooje (L329p Roermond),
os spoojen (L329p Roermond)
|
zich haasten: we moeten ons haasten [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
19319 |
zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon |
kale kak hebben:
kaalə kak höbbe (L329p Roermond),
veel kaskenades hebben:
völ kaskenaades höbbe (L329p Roermond)
|
zich heel wat inbeeldend, een te hoge mening van zich zelf hebben [veel kak hebben, veil hebben, ophangen, veel gasconnades veil hebben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19047 |
zich inbeelden |
zich inbeelden:
zich imbi:lje (L329p Roermond),
zich inbilje (L329p Roermond),
zich voorstellen:
zich veursjtèlle (L329p Roermond)
|
inbeelden, zich || verbeelden
III-1-4
|
18864 |
zich kwaad maken |
uit zijn slof schieten:
oet ziene sjloef sjeete (L329p Roermond),
zich giftig maken:
zich giftig make (L329p Roermond),
zich oprijten:
zig oprīētə (L329p Roermond)
|
zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|