19472 |
zeemlap |
leren lap:
Haol mich ins de sjpóns en de laerelap
lae:relap (L329p Roermond),
zeem:
zēm (L329p Roermond),
Gaef mich ins efkes de zeem veur de roete
zee:m (L329p Roermond),
Haol mich ins de sjpóns en de laerelap
zee:m (L329p Roermond)
|
zeem (zeemlap) || zeemlap || zeemleren voorwerp waarmee de ruiten worden afgedroogd [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
18723 |
zeep |
zeep:
ze duit de was nog altied mit greun zeip (L329p Roermond),
zeip (L329p Roermond)
|
zeep || Zeep. Ze doet de afwas nog altijd met goede zeep. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
19644 |
zeepsop |
luter:
\'nen ummer leuter De gank sjroebe mit leuter
leu:ter (L329p Roermond),
schrobwater:
šrŏĕpwaatər (L329p Roermond),
zeepluter:
zeipleuter (L329p Roermond)
|
schrobwater || zeepsop
III-2-1
|
19343 |
zeer blij |
blij:
bliej (L329p Roermond),
godsgelukkig:
godsgelökkig (L329p Roermond)
|
zeer blij [frut] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33161 |
zeer grote aardappelen |
bonken:
bǫŋkǝ (L329p Roermond)
|
Voor de fonetische documentatie van het woord aardappelen, zie het lemma Aardappel. [N 12, 4; JG 1a; monogr.]
I-5
|
33162 |
zeer kleine aardappelen |
aardappeltjes:
ɛrpǝlkǝs (L329p Roermond),
bocht:
bǫxt (L329p Roermond),
kriel:
kril (L329p Roermond),
krielaardappeltjes:
krilē̜rpǝlkǝs (L329p Roermond)
|
Naast de neutrale termen voor kleine aardappeltjes onderscheidt men de kwalitatief zeer goede kleine aardappelen die voor het poten worden gebruikt (vergelijk het lemma Pootgoed, Pootaardappelen) én de kwalitatief slechte, die als veevoeder worden verwerkt. Huiven is de plaatselijke benaming voor "knikkers". De vorm "burel" is te beschouwen als een variant van "budel" waaruit "boel" is ontstaan; zie onder "kleine boel". "Mussekoppen", een leenvertaling van "tête de moineau", betekent eigenlijk een kleine soort kolen, die als brandstof in huis wordt gebruikt. In L 292a werd de zegswijze opgegeven: "Hiej is ein österke verloren," of: "Hiej is ein österke kapot gegange". Het type "österke" staat hier voor "pater-nosterke", de rozenkrans; vergelijk ook de typen "osterkraaltjes" en "rozenkranskrallen". [N 12, 2 en 3; JG 1a; L 43, 8c; monogr.]
I-5
|
25140 |
zeer warm weer |
heet (weer):
heet (L329p Roermond),
heit (L329p Roermond),
hetigheid:
hei:tichheit (L329p Roermond),
hits:
hets (L329p Roermond),
héts (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
hétz (L329p Roermond),
warmte:
wer:mtə (L329p Roermond)
|
hitte || sterke, overmatige warmte, hoge temperatuur van de lucht [heet, hitte, hitse] [N 81 (1980)] || warmte
III-4-4
|
28480 |
zegel |
zegel:
zegel (L329p Roermond)
|
Wasdeksel bij broed en honing. [N 63, 23b]
II-6
|
28674 |
zegelwas |
zegelwas:
zegelwas (L329p Roermond)
|
Was die afkomstig is van de celdeksels of zegels. De kwaliteit hiervan is zeer goed en de kleur blank. De informanten van L 333 en Q 253 merken op dat de zegels niet apart verwerkt worden tot was maar tezamen met andere wasingrediënten. De informant van Q 177 vermeldt dat men als kind de zegelwas mocht uitzuigen maar dat men de bolletjes was, die in de mond achterbleven, eruit moest halen en apart moest leggen. Zegelwas als medicinale toepassing verzacht zware hoestaanvallen bij kinkhoest. [N 63, 132b; N 63, 132a; Ge 37, 172; monogr.]
II-6
|
23657 |
zegen aan het eind van de mis |
zegen:
zaegen (L329p Roermond)
|
De zegen, de benedictie door de priester gegeven aan het eind van de mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|