26511 |
bel |
bel:
bɛl (Q159p Broekom, ...
Q159p Broekom)
|
De bel die de molenaar waarschuwt wanneer het kaar bijna leeg is. Deze bel klingelt telkens als de speelman tegen een blokje slaat, dat door een koord met de bel verbonden is. Onder het malen is dit blokje omhoog gespannen, zodat de speelman het niet kan raken. Het blokje is verbonden met een plankje dat in het kaar ligt en door het gewicht van het graan onder gehouden wordt. Als het graan vermindert, komt het plankje omhoog waardoor het blokje niet meer omhoog gespannen blijft maar neerkomt, zodat de speelman ertegen slaat (Groffils, pag 145 en 146). Op sommige plaatsen, zoals bij de oude molens in Q 88, Q 95 en Q 188, had men geen bel en moest de molenaar steeds goed op de graanhoeveelheid in het kaar letten (Coenen, pag. 123). [N O, 21b; Vds 155; Jan 161; Coe 145; Grof 170] || De grote bel die om de hals van het molenpaard was bevestigd. Door het geluid van de bel werden de boeren geattendeerd op de komst van de voerman. [Grof 267]
II-3
|
32572 |
bemesten |
mesten:
męi̯.stǝ (Q159p Broekom)
|
De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.]
I-1
|
32768 |
benamingen van de eg naar de trekkracht |
enkele [eg]:
ęŋkǝl [eg] (Q159p Broekom
[(voor één paard)]
)
|
Voor het tweede deel van de onderstaande termen zie men het lemma ''eg''. [div.; monogr.]
I-2
|
33762 |
benamingen van het paard naar de leeftijd |
van tand af:
van tā.nd˲ ǭf (Q159p Broekom)
|
Namen voor het onderscheid naar de leeftijd zijn talrijk. Specifieke namen treffen wij vooral aan tijdens de ontwikkeling van jong veulen tot paard. Na één jaar is het een jaarling. Wordt het op anderhalve à tweejarige leeftijd voor het eerst met een merrie voor een voertuig gespannen, dan heet het aanspanner of achttienmaander. Zijn de veulens na circa twee jaar volwassen geworden, dan zijn het tweejarigen of twenters. Nadien worden nog weinig specifieke namen volgens de leeftijd gegeven, behalve als de paarden (te) oud geworden zijn: ouder paard (zes tot twaalf jaar), oud paard (dertien jaar en meer). De leeftijd van een paard kan worden vastgesteld aan de hand van het gebit. Als alle vaste snijtanden volledig doorgekomen zijn, heeft het een "volwassen gebit". Vanaf nu wordt de leeftijd bepaald op grond van de veranderingen die zich op het kauwvlak van de ondertanden voltrekken en van de hoek die de ondertanden met deze uit de bovenkaak vormen. Tot achtjarige leeftijd is de ouderdom nauwkeurig vast te stellen; daarna wordt het wat moeilijker en noemt men een paard aftands. [A 32, 11a, 11b, 11c, 11d, 11e en 11f; A 45, 28a; N 8, 5, 15, 20, 62f en 62g; monogr.]
I-9
|
26051 |
berrie |
ber(r)e:
bęrǝ (Q159p Broekom),
ber(r)en:
bęrǝs (Q159p Broekom)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
20522 |
beschimmeld |
versmotst:
vǝrsmuts (Q159p Broekom)
|
Beschimmeld, gezegd van meel. [Vds 162; Grof 180]
II-3
|
21471 |
betalen |
betalen:
onduidelijk
je mut geld hɛbbe veur koene te betoolen (Q159p Broekom)
|
Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
34498 |
bevruchten |
vogelen:
foxǝlǝ (Q159p Broekom)
|
Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
19613 |
bezem |
bessem:
bɛsǝm (Q159p Broekom)
|
Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b]
I-4
|
34238 |
biestmelk |
eerste melk:
jǫstǝ mɛ.lǝk (Q159p Broekom),
verse melk:
vi̯ǫsǝ mɛ.lǝk (Q159p Broekom)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|