33199 |
aardappelziekten |
droogrot:
drø̄ǝxrǫt (Q014p Urmond),
krul:
krǫl (Q014p Urmond),
roest:
rǫs (Q014p Urmond)
|
Door de intensieve cultuur van aardappelen en omdat men de pootaardappelen won uit de oogst van eigen veld van het jaar ervoor, was de aardappelplant bijzonder vatbaar voor allerlei ziekten. Het aantal ziekten is dan ook zeer groot en het aantal opgaven voor aardappelziekten navenant. Aan de hand van de opgaven is hier de volgende indeling aangehouden: schimmel- en bacterieziekten, virusziekten en voedingsziekten, telkens, waar mogelijk met enkele onderafdelingen. De bijzonderheden worden in het corpus van het lemma gegeven. Vergelijk ook het WBD, I, aflevering 8, 1478-1480. [N 12, 8; monogr.]
I-5
|
33482 |
aardbei |
aardbes:
eͅrbēs (Q014p Urmond),
êrbees (Q014p Urmond),
WBD/WLD
éérbees (Q014p Urmond)
|
[DC GV (1935) M]aardbei [SGV (1914)] || De bekende, fris smakende rode vrucht van de aardbeienplant (aadbissem, aardbeer, aardbees, jaarbees, aardbezie, freis). [N 82 (1981)]
I-7
|
20735 |
aardbeienvlaai |
aardbezinvlaai:
aerdbeezevlaaj (Q014p Urmond)
|
Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18905 |
aarden |
aarden:
aardən (Q014p Urmond)
|
zich op een andere plaats waar men zich gevestigd heeft, thuis gaan voelen [aarden, de aard krijgen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19509 |
aardewerk |
aardewerk:
aardewerk (Q014p Urmond)
|
aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
23315 |
aardmannetje (kabouter) |
alvermannetje:
âvermĕnke (Q014p Urmond)
|
aardmannetje [SGV (1914)]
III-3-3
|
24448 |
aardrups, larve van de nachtvlinder |
rups:
WLD
ropsj (Q014p Urmond)
|
grauwe aardrups, larve van de nachtvlinder, die in de rusttoestand ligt opgerold in de vorm van de letter C [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17653 |
aars |
vot:
vǫt (Q014p Urmond),
votlok:
votlaok (Q014p Urmond)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]aars, darmuitgang [N 10c (1961)]
I-9, III-1-1
|
17654 |
aarsspleet |
ritz (du.):
reets (Q014p Urmond)
|
aarsspleet tussen de billen [N 10c (1961)]
III-1-1
|
19283 |
aarzelen |
dubben:
dubbən (Q014p Urmond),
schikschouderen:
ps. er staat een soort kruk boven de i (of is het gewoon sjiksjouwere?).
sjĭksjouwere (Q014p Urmond),
treuzelen:
treuzələn (Q014p Urmond),
twijfelen:
twiefələn (Q014p Urmond)
|
aarzelen [SGV (1914)] || bang om iets te doen, niet durven doen [aarzelen, twijfelen, tukken, treuzelen, teutelen, draaien] [N 85 (1981)] || uit besluiteloosheid zich weerhouden, niet goed durven [aarzelen, dubben, teutelen, pieraarzen, dobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|