e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111q plaats=Ransdaal

Overzicht

Gevonden: 943
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijgen rijen: ri-jǝ (Ransdaal) Het voorlopig verbinden van een of twee delen aan elkaar met de rijgsteek, op tafel of op de hand. [N 59, 52b; N 59, 51a; N 59, 51b; N 62, 6; N 62, 7; L 1a-m; L 1u, 41; L B1, 75; Gi 1.IV, 19; MW; S 7; monogr.] II-7
rijggaren katoenen rijgaren: katunǝ ri-jgārǝ (Ransdaal), trochelsgaren: trǭxǝlsgārǝ (Ransdaal) Grover soort garen, die men gebruikt om de patroondelen voorlopig aan elkaar vast te naaien (Gerritse, pag. 37). De antwoorden van de informanten zijn in twee delen gesplitst. De eerste groep bestaat uit woordtypen waarvan men het gebruik van het garen kan afleiden. De tweede groep woordtypen geeft niet alleen het gebruik aan, maar ook het materiaal waarmee men werkt. [N 59, 6b; N 62, 57; monogr.] II-7
rijgsteek rijsteek: ri-jštiǝk (Ransdaal) Zie afb. 31. [N 59, 52a; N 62, 16a; N 62, 6] II-7
rimpelen, fronsen rimpelen: rømpǝlǝ (Ransdaal) Al plooiend rijgen. Rimpelen is het uitrekken van een hoeveelheid stof tot een vooraf bepaalde kortere lengte, langs één of meer stiklijnen, waarbij de ruimte wordt verdeeld in gelijke, soepele plooitjes (Het Beste Naaiboek, pag. 178). Bij fronsen wordt de ruimte over een bredere afstand verdeeld dan bij rimpelen. Zie afb. 46. [N 59, 53; N 62, 12a; N 62, 30; Gi 1.IV, 34; MW; monogr.] II-7
rode koe rode koe: rūǝ [koe] (Ransdaal) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124] I-11
roep- en lokwoord voor de eend eend: ęnt (Ransdaal) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de gans gans: gau̯s (Ransdaal) Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6] I-12
roep- en lokwoord voor de jonge eend eendje: ęntjǝ (Ransdaal) [VC 14, 2s -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de jonge gans gansje: gau̯skǝ (Ransdaal) [VC 14, 2q (r] I-12
roep- en lokwoord voor de kip hen: hen (Ransdaal), jiep: jip (Ransdaal), jiep, jiep, jiep: jip, jip, jip (Ransdaal), jiep, poeljiep: jip, puljip (Ransdaal) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12