e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

Gevonden: 3341

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afloeren, bespieden afloeren: aaflōēre (Meerssen) kijken: afloeren [aafvinke] [N 10 (1961)] III-1-1
afpersen afpersen: āfpēršǝ (Meerssen) Het kledingstuk voor de laatste keer zoveel als nodig is persen. [N 59, 82] II-7
afraffelen afraffelen: aafraffele (Meerssen) (te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)] III-3-3
afromen afromen: āfrø̜i̯mǝ (Meerssen) De room van de melk scheppen. Men kon de room van de melk scheiden door met een houten latje de room tegen te houden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden roomschotel wegvloeide. Een andere methode was de melk overgieten of aflaten in een andere kruik of emmer, terwijl men de aan de oppervlakte gevormde room tegenhield door blazen. Een modernere manier van scheiden van room en melk gebeurde met de melkmachine of centrifuge. [A 23, 3; Lu 1, 3; JG 1a, 1b, 1d; Vld.; monogr.] I-11
aftekenen met krijt afkrijten: āfkrītǝ (Meerssen) In verband met het passen de kledingstukken aftekenen met krijt. [N 59, 75; N 59, 74] II-7
aftroggelen affoetelen: aaffoetele (Meerssen) troggelen (af~) [SGV (1914)] III-3-1
afvallen van bladeren afvallen: aafvallĕ (Meerssen) afvallen van bladeren [DC 48 (1973)] III-4-3
afwas afwas: aafwesch (Meerssen, ... ), aafwesj (Meerssen, ... ), aafwēsch (Meerssen) het gezamenlijke vaatwerk, dat op een bepaald moment afgewassen moet worden [DC 15 (1947)] III-2-1
afwassen afwassen: aafwesche (Meerssen), aafwēsschĕ (Meerssen), aafwĕsje (Meerssen, ... ), de afwas doen: den aafwesch doon (Meerssen) vaatwerk (borden, lepels, messen, pannen, enz.) met behulp van warm water of zeepsop schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1
afwasteil, afwasbak afwasbak: aafwesjbak (Meerssen), aafwésjbak (Meerssen) afwasbak [N 07 (1961)] III-2-1