e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P214p plaats=Montenaken

Overzicht

Gevonden: 1200
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scrotum beurs: bǫs (Montenaken) Teelzak van de stier. [JG 1a, 1b] I-11
seksen seksen: sęksǝ (Montenaken) Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b] I-12
selderij selderie: seͅldəri (Montenaken) [Goossens 1b (1960)] I-7
sikkel zekel: zēkǝl (Montenaken), zikkel: z˙ikǝl (Montenaken) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
sinaasappel appelsien: appelsien (Montenaken) sinaasappel [ZND 40 (1942)] III-2-3
singel singel: seŋǝl (Montenaken) Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.] I-10
sint-maarten sint-maarten: sint martin (Montenaken) Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)] III-3-2
sint-pieter te rome sinte-pieter: sinte piejeter (Montenaken) Sint-Pieter. [ZND 40 (1942)] III-3-3
sjalot sjarlot: šarloͅtə (Montenaken) sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sla, algemeen salade: sloͅət (Montenaken) [Goossens 1b (1960)] I-7