e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knikkeren bet de kassendou spelen: spēlə beͅ də kasənd"j (Sint-Truiden), bet de knikkers spelen: spelə beͅi də knikkers (Vliermaal), bet de maaien schieten: Sub meësjîete: Kom ve gón e pötsje meësjîete (of bè de meë sjîete): Kom, we gaan knikkeren.  bè de meë sjiête (Kortessem), bet de maaien spelen: Sub *maai.  bè de mao.ëje spee.ële (Zonhoven), bet de marvels spelen: spēlə bɛi də mailəvərs (Loksbergen), bet maaien spelen: beͅ mājə spēln (Zonhoven), bé mieje spéèle (knikkeren) (Ulbeek), spēlə beͅ moͅjəs (Bommershoven), bet scheuten spelen: spēlə beͅ sx"tə (Heusden), bikkelen: bikkele (Grubbenvorst, ... ), bikkelen (Broekhuizen), Bikkele ien n kuleke.  bikkele (Venray), buten: ne Buut: glazen knikker.  buude (Weert), frankelen: frenkele (Eygelshoven), vrenkele (Waubach, ... ), franken: jongens: vrenken (Eksel), vrenken (Eksel), ɛvrenkenɛ - knikkeren (Eksel), franken doen: vrênk doên (Eksel), frankhuiven: frenkeve (Kerkrade), frankhuiven schieten: f}raŋkəf sjisə (Bleijerheide), huiben: Heube (Eijsden), huibe (Eijsden), huuben (Mesch), huifje schieten: hy(3)̄fkə sjēͅtə (Schimmert), ievke schieten (Dorne), üfke sjééte (Mechelen-aan-de-Maas), huifje spelen: Yfkə spēələ (Mechelen-aan-de-Maas), huivelen: huvele (Amstenrade), huiven: hejvə (Beverst), heuven (Maastricht), hoive (Membruggen), huive (Eckelrade, ... ), huiven (Amby, ... ), huujven (Achel), huuve (Gulpen, ... ), huve (Bocholtz, ... ), huven (Amby, ... ), höjve (Kanne), höjve: de dikke höjv (glaowe) - de klàèjn höjv (lèeme) (Kanne), hûive (Gronsveld), knikkeren(hieven) (Dorne), uuve (Guttecoven, ... ), uuven (Stein), úúve (Elsloo), #NAME?  huuve (Neeritter), (ww.)  höjve (Kanne, ... ), 2 speelden wij met lemen knikkers, die geverfd waren. 3 was een spelletje, waarbij een kuiltje in de grond werd gemaakt waarin je je  (h)uve mit ɛn (h)uuf (Spaubeek), Afl. sub huuf.  huven (Meeswijk), B.v. Gi hoeft nè/nie te huven, as ge nè tigge verlies kunt!  huvən (Achel, ... ), Kom, we gaan huiven.  hy(3)̄və (Hamont), Mij onbekend  úúve (Elsloo), Vgl. knepe.  `hy(3)̄:və (Gemmenich), huiven scharren: huive sjare (Sint-Pieter), huiven schieten: hejvə sjētə (Bree), hīvə sxētə (Opglabbeek), huive sjiette (Val-Meer), huuf sjeite (Sittard), huuve sjeete (Bocholt, ... ), huuve sjeete (biejal / bie:frĕts: termen bij het (Bocholt), huuve sjeete in ein slag (Bocholt), huuve sjete (Wijlre), huûve scheete (Kaulille), huûve scheete (knikkeren) (Kaulille), hy(3)̄əvə sjētə (Hoensbroek), hyvə sxētə (Kaulille), uve sjeete (Boorsem), uve-sjete (knikkeren) (Kinrooi), , /  hieve sjeten (Opitter), Sub hi-jf.  hi-jve sjete (Bree), Sub hief.  hieven schieten (Meeuwen), Vgl. sub hi-jf: Hi-jve könste sjete in ein slang of in èè bûdelke (kuiltje).  hi-jvesjete (Bree), voor jongens ! met de ene knikker de andere in een kuiltje schieten.  huuve sjeete (Geulle), huiven tikken: huive tikke (Wolder/Oud-Vroenhoven), kabassen: kabastə (Hasselt), kebaste (Hasselt), Afl. van kabás, kebás knikker, waarbij van *kabast wordt uitgegaan, anders zou het *kabasse geweest zijn. Vgl. ook Waals cabasser, cabossî denken, kneuzen.  kabaste, kebaste (Hasselt), alle e dof de a gesloten maar langgerekt, /  kabbasse (Hasselt), Sub meësjîete: In Hasselt zegt men kabaste.  kabaste (Hasselt), kassendouen: kasəndy(3)̄ə (Sint-Truiden), keischeuten: keisjeute (Meijel), keͅjsj"tə (Meijel), kéjsjeute (Meijel), /  kéjsjeute (Meijel), Zie afbeelding 59 [pag. 88]: kéjsjeute, bókspringe, kievveloeëte èn kurtje springe.  kéjsjeute (Meijel), ketsen: /  ketsen (Heerlen), klitsen: kletsə (Alken, ... ), klitse (Bevingen, ... ), klitse (knikkeren) (Rijkel), klitse in ɛn slang of e pètje (Eigenbilzen), klitsen (Ulbeek, ... ), klitsje (Sittard, ... ), klitsə (Borgloon, ... ), klutsen (Riemst, ... ), mèt enne mauj klitsen (Heers), Afl. van klits knikker.  klitse (Hasselt), Hij klitst nog met zijnen nagel.  klitsə (Zonhoven), Man lässt zwei auf einander gelegte Murmeln zu Boden fallen.  klietsje [klitšə} (Kerkrade), Mèt n klits muste klitse, mê de kons oach paor of omp doen, doa wjodde vèèl geklits op de stroat vrigger douw woor dat nog mjèggelk, ver koste op den trotwaar in n slag - e petje of in e keilke klitse.  klitse (Eigenbilzen), Ook klitsere.  klitse (Sint-Truiden), Ook: tegen elkaar liggen van twee biljartballen.  klitsje (Sittard), Sub keingerspeile.  klitse (Sint-Truiden), Sub klits: Wille ve e pötsje klitse: Zullen wij met de knikkers spelen?  klitse (Kortessem), Sub trotwaar: [...] vè wore doa aan t klitse op dè trotwaar. [...] Wij, die met knikkers aan het spelen waren op die stoep [...].  klitse (Eigenbilzen), Verouderd. Vroeger klitsden de kwajongens veel.  kletsə (Niel-bij-St.-Truiden), vgl. pag. 230: knikkeren, z.o. *klitsen.  klitse (Zonhoven), klitseren: kletsərə (Sint-Truiden), Sub klitse: ook klitsere.  klitsere (Sint-Truiden), klotsen: klotsen (Zolder), knikkeren: knekərə (Helchteren), knikkere (Leuken, ... ), knikkeren (Boekend, ... ), , /  knikkeren (Lommel), /  knikkere (Heerlen), knikkerre (Schinnen), Afl. sub knikker.  knikkeren (Lommel), gewone spel  knikkere (Gennep), Zie ook HUIVEN en KLOSSEN.  knekərə (Hamont), knikkers schieten: knikkers/scheete (Grevenbicht/Papenhoven), knikkerten: knikkerte (Ell, ... ), knippen: `kni̯.pə (Gemmenich), knepe (Montzen), kneppe (Montzen), knippe (Epen, ... ), #NAME?  knippe (Mechelen), (= knikkeren in een ring).  knippe (Mechelen), (= met duim en wijsvinger den knikker doen voortrollen).  knippen (Epen), knokelen: #NAME?  knuGələ (Maasbracht), kulsen: koͅlsə (Blerick), kuālse (Neer), kulse (Haelen, ... ), kulsen (Roermond), kölschen (Sint-Odiliënberg), kölse (Baarlo, ... ), Kölse (Montfort), kölse (Roermond, ... ), Kölse (Venlo), költje (Posterholt), kø͂ͅlsə (Tungelroy), køͅlse (Blerick), køͅlsjə (Posterholt, ... ), køͅlsə (Baarlo, ... ), køͅlsən (Boekend, ... ), #NAME?  køͅlsə (Nunhem), (= knikkeren).  költje (Posterholt), (De hierna volgende jongensspelen [21-28] werden voornamelijk bedreven op de schoolspeelplaats.)  kölse (Herten (bij Roermond)), /  Kölse (Venlo), de knikkers hebben tegenwoordig allemaal verschillende namen door hun grootte, in het dialect niet meer; alleen nog in de standaardtaal. Vroeger werd hier in Thorn tegen een knikker van klei nog "mervel"gezegd. Wij deden dat op "het baenke"- een braakliggend stukje grond tussen twee huizen. , /  kölse (Thorn), jongere benaming  køͅlsə (Panningen), kleine, gekleurde knikkers van gips of gebakken klei. Ze werden gebruikt om het spelverlies mee te betalen. Daarvoor konden ook piepesjtele (stelen van Goudse pijpen) of piepemoetsjes (gebroken pijpekoppen) gebruikt worden.  køͅlsə (Helden/Everlo), niet bekend  kölse (Echt/Gebroek), niet zeker  kulsen (Velden), onbekend  kölse (Roermond), pag. 138: knikkeren, niet gebr.; men zegt kölse of mit kölse sjpele; z. köls*.  kölse (Roermond), kulsen smijten: køͅlsə sjmītə (Panningen), kulsteren: kölstere (Venlo), køͅlstərə (Venlo), maaien: moaië (Genk, ... ), moͅjən (Diepenbeek), (Maaien.)  mê`n (Diepenbeek), pag. 16-17: Dit werd vroeger gespeeld, onderweg naar school (te voet) op het fietspaadje langs de weg. Wie begint werpt zijn knikker vooruit. De tweede speler werpt om dicht genoeg bij te komen liggen zodat hij t kan meten met n handspan [n spoeër]. Als de afstand kan gemeten worden, win je 1 knikker. Geraakt zonder te kunnen meten, is ook een knikker. Geraakt en kunnen meten is 2 knikkers. Niet geraakt en niet kunnen meten: Mis, haha. Als een speler van de andere wint begint het spel opnieuw.  mê`n (Diepenbeek), maaien schieten: Kom ve gón e pötsje meësjîete (of bè de meë sjîete): Kom, we gaan knikkeren.  meësjîete (Kortessem), Termen uit het knikkerspel:  moie sjiet`n (Diepenbeek), malen: maale (Weert), malen (Weert, ... ), Ook: op maale doon.  maale (Weert), marbelen: malbere (Venlo), molbere (Venlo), marmelen: marmələ (Maaseik), Sub marmel.  marmele (Maaseik), marrebollen: marrebollen (Leopoldsburg), marvelen: mervele (Stevensweert), mervelen (Stevensweert), morvelle (Grevenbicht/Papenhoven), /  mervele (Stevensweert), meisen: maesje(knikkeren) (Sittard), mausche (Schimmert), mausje (Beek), mejsje (Sittard, ... ), 2 speelden wij met lemen knikkers, die geverfd waren. 3 was een spelletje, waarbij een kuiltje in de grond werd gemaakt waarin je je  mejsje mit ɛne mawsj (Spaubeek), vgl. pag. 236: Knikkeren.  mèisje (Sittard), Zie: kénjersjpeelkes.  mèisje (Sittard), met bommetjes spelen: mit bumkes sjpeele (Dieteren), met de franken spelen: spelen mit de frenk (Wijchmaal), spelen mit de vrenk (Eksel), met de frankhuiven spelen: mit de frenkef spieele (Bleijerheide), met de huiven doen: meͅt də hīvə dōn (Opglabbeek), met de huiven schieten: sjiete met de aajve (Bilzen), Sub schieten.  met de uven sjéten (Uikhoven), met de huiven spelen: mèt de uve spele (Boorsem), spelə meͅt tə yvə (Mechelen-aan-de-Maas), spiələ meͅt tə hāivə (Bilzen), spy(3)̄lə mət ə y(3)̄və (Rotem), spølə meͅ də hyvə (Hamont), spølə mɛij də hy(3)̄və (Sint-Huibrechts-Lille), spølə mɛtə h"və (Maastricht), špy(3)̄lə meͅt də hyvə (s-Gravenvoeren), het spel "met de huve speulen", /  met de huve speulen (Molenbeersel), met de keien schieten: Zgw. sub kêe.  mèt dë kêeë sjīētë (Tongeren), met de keien spelen: meͅt də keͅiə spēle (Mal), met de knikkerten spelen: speulen met te knikkerte (Ophoven), met de kulsen doen: (= knikkeren).  mit de kölse doon (Buggenum), met de kulsen spelen: met də køͅlsə sjpēlə (Asenray/Maalbroek, ... ), met ə køͅlsə spēlə (Maasbracht), met de maaien klitsen: klitsen met de mao.iën (Zonhoven), met de maaien spelen: spīlə meͅt də mōͅjə (Genk), , /  met de maaien spelen (Genk), met de marbels spelen: spy(3)̄lə mət ə marbəls (Rotem), met de marmers spelen: meͅt də moͅimərs spēle (Mal), met de scheuten spelen: spelen mee de scheuten (Oostham), met franken spelen: spēlə mɛt freͅŋk (Peer), met huiven doen: met huuve daon (Ittervoort), met huuve doon (Neeritter), (= knikkeren).  mit huve doon (Meerssen), met huiven schieten: met huve scheete (Ubachsberg), met uve scheeten (Eisden), meͅt hy(3)̄və sjētə (Ulestraten), mit huuve sjeete (Klimmen, ... ), mit huuve sjeeten (Nuth/Aalbeek), (= knikkeren).  mit uve scheete (Lutterade), met huiven spelen: met heiven spelen (Beverst), met huiven sjeeten (Kanne), meͅt høyvə sp"lə (Caberg), mit huuve sjpieele (Heerlen, ... ), mit huuve spiejele (Mechelen), spele met huve (Welkenraedt), spele met uuve (Eisden), spīələ meͅt hīvə (Opglabbeek), Of een andere omschrijving.  mèt huive speule (Maastricht), met kralen schieten: mit krel sjeete (Brunssum), met kulsen doen: mèt kölse doon (Kessel), met kulsen spelen: pag. 138: knikkeren, niet gebr.; men zegt kölse of mit kölse sjpele; z. köls*.  mit kölse sjpele (Roermond), met malen doen: meͅt mālə dōn (Leuken), met marvels doen: meͅt marvəls dōn (Thorn), met meipen spelen: met meͅipə sjpēlə (Dieteren), met meisen schieten: mit meisje sjeiten (Sittard), mit meisje sjete (Susteren), schieten op knikkers die tegen de muur neergelegd zijn  mit meijsje sjijte (Sittard), met meisen spelen: sjpele mit meijsje (Sittard), met scheuten schieten: knikkeren = me scheute schiete, /  me scheute schiete (Zolder), mit knickern spielen.: kni̯pə (Eupen), scheutenspelen: Sub scheu.t.  scheu.tespeele (Zolder), Védze; kuilke schie.te, sláng schie.te, muu.rke tétse.  scheu.te spee.le (Zolder), scheutschieten: sx"tsxītə (Helchteren), scheutspelen: vgl. pag. 157: marbelen, zie knikkeren.  scheutspeele (Beverlo), schieten: schîe.te (Zolder), schø.tə (Kwaadmechelen), sjeete (Heerlen, ... ), sjeite (Sittard), sjiete (met knikkers spelen) (Bilzen), sjisse (Bleijerheide), sx"tə (Lummen), sxItə (Halen), sxitə (Sint-Truiden), šitə (Riksingen), , /  scheete (Eisden), sjeeen (Vroenhoven), [Sub aanvullingen no. 4]  sjeite (Sittard), Hij heeft 20 maaien gewonnen bij te schieten.  schiətə (Niel-bij-St.-Truiden), stuiteren: stuiteren (Blerick, ... ) (Kinderspelen): Knikkeren. || *Klitsen: Knikkeren, met de **klitsen spelen. || *Klitsen: Knikkeren. || / [SND (2006)] || 1. Albasten knikker; -2. Knikker met 1000 puntjes erop. || 1. Knikkeren (spel). || 1. Knikkeren. || 1. Schieten: een vorm van knikkeren, z. scheu.t (2). || 2. Knikkeren. || 2. Met de knikkers spelen. || [De jongensspelen: 22]. Knikkeren. || [Jongensspel - knikkers]: Knikkeren. || [Knikkeren]. || [Knikkerspel:] Maaien. || [Met de knikkers spelen.] [Lk 03 (1953)] || [Met de knikkers spelen]. || Albasten knikker, of knikker met 1000 puntjes erop. || benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Heette het vroeger anders? [N R (1968)] || Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] || Huiven: knikkeren. || Huiven: met de knikkers spelen. || Hüüve: Mit Murmeln, Knickern spielen. || idem [knikkeren] [SND (2006)] || Jongens spelen met de knikkers. [ZND 01u (1924)] || keischeuten [SND (2006)] || Keischeuten (ww.): knikkeren in het algemeen. || Klitsen: 1. (verouderd) Knikkeren. || Knepe: Mit Knickern oder Murmeln spielen. || knikkere [SND (2006)] || knikkeren [SND (2006)] || Knikkeren [ZND m] || Knikkeren (1). || knikkeren (klei) [SND (2006)] || Knikkeren in een slangvormige gleuf waarbij getracht werd de tegenstander uit de gleuf te schieten. Wit t eerst aan t uiteinde kwam was gewonnen. || Knikkeren met "buude"(glazen knikkers). || Knikkeren. [ZND m] || Knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen]. [N 88 (1982)] || Knikkerspel. || Lievelingsspel 1. [SND (2006)] || Lievelingsspel 2. [SND (2006)] || Lievelingsspel 3. [SND (2006)] || Lievelingsspel 4. [SND (2006)] || Lievelingsspel 5. [SND (2006)] || maaien = knikkers [SND (2006)] || Met de knikkers spelen. || Met knikkers spelen. || Murmelspiel. || Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)] || schieten [SND (2006)] || Schieten, knikkeren. || Schieten: 4. Knikkeren. || Schieten; knikkeren. || Spelen met de knikkers. || Variant van het knikkeren. III-3-2