e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
ketsen afschampen:   (de kogel is) gǝkɛtst (Kerkrade), (de kogel) kɛtš (Susteren), kętsǝ (Herten), kɛtsǝ (Meijel), kɛtšǝ (Neerharen), bikkelen:   ketsen (Bergen), eiertikken:   kɛtsə (Meijel), gieten, hard regenen:   ketsen (Sint-Truiden, ... ), gooien: Soms wordt het ook wel zo genoemd.  ketse (Tegelen), Tegelen Wb.  ketse (Tegelen), Veldeke (iets gewijzigd)  ketse (Tegelen), kaatsen:   kedzə (Helden/Everlo), ketsen (Kaulille), ketsə (Overpelt), ketsən (Eksel, ... ), kɛdzə (Beringe), kɛtsn (Lommel), kɛtsə (Bergen, ... ), kɛtsən (Kwaadmechelen), meisjes: ketsen (Eksel), 1 den bal tegen de muur werpen en terug opvangen  ketsen (Kaulille), 1 met de bal  ketsen (Tessenderlo), 1:kaatsen - 2 in vuur ketsen (ne vuurketser) - 3 langs de straat ketsen - 4 afschampen: afketsen (biljart) - 5 verloving afbreken: afketsen - 6 een voorstel doen afketsen  ketsen (Achel), als kinderen (meisjes vooral) met twee of drie ballen naar omhoog werpen zolang ze kunnen  ketsen (Tessenderlo), betekenis: kaatsen met den bal, ook: vuur slaanuit stenen  ketsen (Hamont), kaatsen (uitgesproken ketsen) met den bal tegen den muur  ketsen (Oostham), kaatsen met de bal:  kɛtsən (Zolder), knikkers  kɛtsə (Merselo), met de bal  ketsen (Kerkhoven), met de bal spelen  ketsen (Lommel), met de bal spelen; vooral schoolgaande kinderen  ketsen (Overpelt), met den bal kaatsen  ketsen (Achel), met den bal spelen  ketsen (Hechtel, ... ), met den bal spelen zoals de meisjes doen  keͅtsə (Neerpelt), met den kaatsbal  ketsen (Hamont), Met drei böllekes ketsen: met drie ballen tegelijk kaatsen.  ketsen (Eksel), met een bal spelen: op en neer werpen  ketsen (Sint-Huibrechts-Lille), Tegen de muur kaatsen (spel).  keͅtsə (Hamont), uitspraak van kaatsen: kinderen werpen met een windbal tegen de muur en vangen hem op allerlei manieren en ondertussen zingen ze daarvoor een liedje  ketsen (Neerpelt), uitspraak van kaatsen: met de bal  ketsen (Overpelt), van kinderen  kɛtsə (Venray), vooral de meisjes wanneer ze met de bollen spelen  ketsen (Kwaadmechelen), wordt uitgesproken als ketsen  kaatsen [ketsen} (Neerpelt), Ze kan met drie bollen (= ballen) kaatsen.  kätsən (Lommel), kaatsen (ballen):   kɛtsə (Eksel), ketsen, molenkar varen:   ketsen (Neeritter, ... ), kɛtsǝ (Diepenbeek, ... ), kiskassen:   be stienkes over ⁄t wetter ketsen (Jeuk), ketse (Oirlo, ... ), ketsej (Belfeld), ketsen (Houthalen, ... ), ketsje (Noorbeek), ketsjen (Broeksittard), kĕtse (Sint-Lambrechts-Herk), kietsju (Wittem/Partei), kitsche (Buchten), kitsje(n) (Schinveld), kètsche (Schimmert), kètsje (Ulestraten), loate ketse (Tungelroy), ovərtwāətərketsə (Leopoldsburg), stienkes uvver ⁄t wótter lätte ketsen (Eksel), Var. schoefele.  water ketse (Venray), knikkeren: /  ketsen (Heerlen), knikkers laten rollen:   kitsje (Guttecoven), knikkers laten stuiteren:   ketse (As, ... ), ketsen (Diepenbeek, ... ), ketsje (Guttecoven, ... ), keͅtsjə (Susteren, ... ), kitsje (Gronsveld, ... ), kitsjə (Rijckholt), kɛtsə (Eksel), móa.jjes lòeëte kêtse (Gors-Opleeuw), 3. (Gezegd van knikker) Ketsen.  kitsje (Gronsveld), met de dikke knikkers spelen  ketse (Montenaken), met twee knikkers, dikker dan de gewone spelen: gooien om elkaars knikkers af te pakken  ketse (Montenaken), meetje steken: I, II.  kêtsë (Tongeren), ooft:   ketche (Boorsem), ketsche (Rekem), ketse (Bilzen, ... ), ketsje (Gronsveld), ketsjen (Neerharen), keͅtsĕn (Vliermaalroot), keͅtsə (Kortessem), kètsche (Amby), kêtse (Bilzen), kɛtsə (Kortessem, ... ), (meervoud)  keͅtsən (Diepenbeek), appels  ketsje (Gronsveld), vlug lopen:   keͅdzə (Meeswijk), i.e. hard lopen.  keͅdzə (Meeswijk), woest, onachtzaam lopen:   ketse (Hees), Vgl. 135.  ketse (Hees) II-1, II-3, III-1-2, III-2-3, III-3-2, III-4-4