e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knikkers laten stuiteren blutsen: blutse (Weert), Ook kneuzen, indeuken.  blötse (Tungelroy), bonken: bonke (Geulle, ... ), bonken (Kerkhoven), botsen: botse (Alken), botsen (Eksel), de andere aanschieten?: (de andere aanschieten?) (Genk), ketsen: ketse (As, ... ), ketsen (Diepenbeek, ... ), ketsje (Guttecoven, ... ), keͅtsjə (Susteren, ... ), kitsje (Gronsveld, ... ), kitsjə (Rijckholt), kɛtsə (Eksel), móa.jjes lòeëte kêtse (Gors-Opleeuw), 3. (Gezegd van knikker) Ketsen.  kitsje (Gronsveld), met de dikke knikkers spelen  ketse (Montenaken), met twee knikkers, dikker dan de gewone spelen: gooien om elkaars knikkers af te pakken  ketse (Montenaken), kletsen: kletsche (Eys), kletse (Maasbree, ... ), kletsen (Born, ... ), klètse (Vorsen), uuve kletsje (Lutterade), klikken: klikken (Lauw), klitsen: klitse (Schimmert, ... ), klitsen (Zonhoven), knotsen: knotsen (Meeuwen), knutschieten: knutscheete (Blerick, ... ), knutschete (Venlo), knutscheten (Venlo), NB knutvink: verkeerde manier met knikkeren.  knutscheete (Venlo), vgl. knutvink, 1. Kind dat op de verkeerde manier knikkert; 2. Klungelaar.  knutschete (Venlo), kuilenpinken: Uitsluitend N.  kôelepinke (Nederweert), latsen: knikkers tegen elkaar laten komen  latse (Thorn), pitsen: pitsjə (Nieuwenhagen), raken: (raoke) (Eigenbilzen), raake (Montfort), raakke (Meijel), scheutschieten: scheutschiete (Stal), scheutschieten (Heusden), schieten: shiete (Eigenbilzen), sjeete (Mheer), sjeite (Nieuwstadt), sjētə (Eys), schiethuiven: sjiethaajve (Bilzen), sjIthejvə (Beverst), springen: laote sjpringe (Herten (bij Roermond)), springe (Sevenum, ... ), stuiken: stoeke (Gulpen, ... ), stoͅkə (Urmond), stukə (Gennep), Dn bal mòt minstes ieëne kieër stoeke.  stoeke (Venray), Ik bin én de beurt um de knikkers ien t kuuleke te stoeke (stuiken).  stoeke (Gennep), Van Dale: stuiteren, spelen met stuiters (die men in een kuiltje moet proberen te krijgen).  sjtoeke (Posterholt), stuiten: sjteute (Schaesberg), sjtuete (Waubach), sjtuute (Melick), sjty(3)̄tə (Nieuwenhagen), stoate (Hoepertingen), stoete (Itteren), stuute (Terlinden), stuiteren: stuitere (Blerick, ... ), stuiteren (Eigenbilzen), Van Dale: stuiteren, spelen met stuiters (die men in een kuiltje moet proberen te krijgen).  sjtuitere (Posterholt), terugketsen: terugketse (Tienray), tikkelen: tikkele (Gennep), tikken: (têkke) (Bilzen), tekkë (Hoeselt), tikke (Epen, ... ), titsen: titsjə (Nieuwenhagen), tokken: toeke (Venray), vleugen: vleuge (Wellen), Met den knikker schieten zonder den grond te raken vóór het doel (vlucht?).  vleùge (Wellen) (Kinderspelen): Knikkers laten stuiteren bij het knikkerspel. || 1. Stuiteren, hobbelen, schokken, stuiken. || 2. Glazen knikker met de duim met kracht wegschieten (om andere knikker te raken). || 3. (Gezegd van knikker) ketsen. || benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)], [SGV (1914)] || Bepaalde vorm van knikkeren. || Hinken; schudden; stuiteren. || Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] || Kent u het werkwoord ketsen? [ZND 41 (1943)] || Knikkeren. || knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen] [N 112 (2006)] || Knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen]. [N 88 (1982)] || Knikkerspel. [ZND m] || Stuiteren met knikkers. || Stuiteren van kaatsebal. || Stuiteren. || Tikken, de ene knikker met de andere wegtikken. III-3-2