e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
ritsen aanrijgen:   rissə (Meijel), ritse (Nieuwstadt, ... ), ritsə (Venlo), afscheuren, afritsen:   ritse (Maastricht, ... ), rîetsjə (Schimmert), baantje glijden op het ijs:   retse (Halen, ... ), reͅtse (Halen), ritse (Herk-de-Stad, ... ), ritsen (Linkhout), ritsə (Loksbergen), Hij ritsde op het ijs.  retsə (Niel-bij-St.-Truiden), beweeglijk rondlopen:   retse (Tongeren), retsṇ (Kwaadmechelen), ritse (Broekhuizen, ... ), ritsə (Paal), dood (adj. schertsend bedoeld: znd 23, 022b;  hè is ritsen (Maaseik), geslachtsgemeenschap hebben:   ritse (Gennep, ... ), Schertsend  ritsen (Kerkhoven), glijden:   retsə (Halen), reͅtsə (Donk (bij Herk-de-Stad)), ritse (Loksbergen, ... ), ritsen (Gruitrode, ... ), ritsə (Loksbergen), rätsche (Eupen), WNT: retsen, 1. Glijden, schuiven.  raĕtzen (Genk), kloven:   ritse (Kerkrade), opeenschuiven:   ritsen (Kesseleik), ritselen:   ritsen (Oirlo), ritsen:   retsň (Tessenderlo), retsǝ (Loksbergen, ... ), uitglijden:   retsən (Neerpelt, ... ), ritsen (Grote-Brogel, ... ), #NAME?  ritsen (Hechtel), verduisteren:   retse (Maastricht), verdwenen:   ritse (Ophoven), voren:   retsǝ (Schimmert), weggrissen:   riete (Gulpen), ritse (Bilzen, ... ), ritsen (Born, ... ), ritsə (Kelpen, ... ), ritze (Weert), rīētsjə (Schimmert) II-11, II-12, III-1-2, III-2-2, III-3-1, III-3-2, III-4-4