e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 2

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
beugel aanspanningspunt, kam van de eg:   bø̄gǝl (Mook), beugelring:   (ne biegel) (Bilzen), b"gəl (Maastricht, ... ), beug`l (Kaulille), beugel (Achel, ... ), beugle (Guttecoven), beûgel (Vorsen), buuegel (Waubach), buug`l (Bocholt), buugel (Weert), buûg`l (Kaulille), by(3)̄gəl (Amstenrade), by(3)̄əgəl (Nieuwenhagen), bøjəl (Kerkrade), Sub buuëgele: Bij de meeste cafés, vooral buiten de kom, lag een beugelbaan. Beugelen is een spel met houten ballen gespeeld op een lemen baan van 10,5 x 5,15 meter. Deze baan is afgemaakt met een stootrand van +- 80 cm. Het spel wordt gewoonlijk door 2 of 4 man gespeeld, ieder met zn eigen bal. Men moet trachten met een slaghout "slieëger"de bal door n stalen ring "buuëgel"te laten rollen of te gooien. Deze ring is op n afstand van 2,625 m vanaf de bovenste lijn in het midden geplaatst. De ring is stevig vastgezet in een "boumbóks". Men speelde vanuit de "grup"aan de voorkant van de baan. Als men de bal door de ring gooit, heeft men één punt en de partij die het eerst 12 punten heeft is winnaar. Er wordt om toerbeurt gespeeld. De kunst is met effect te spelen net als bij biljarten om zodoende de bal van de tegenpartij in een minder gunstige stelling te brengen. [Met twee fotos op pag. 5].  buuëgel (Weert), Zie pórt.  beugel (Swalmen), beugeltas:   beugel (Vliermaal), boorhouder, boorbeugel:   bȳgǝl (Weert), bø̜gǝl (Rothem), bø̜jgǝl (Bevingen), boorstelling:   bȳǝgǝl (Klimmen), draaiboom:   bø̄gǝl (Aubel), hengsel:   bø̄gǝl (Meijel), hengstebit:   bø̄gǝl (Hamont, ... ), bø̜i̯gǝl (Borgloon), kap aan de vlegelstok:   beugel (Sittard), klembeugel van een kolomboormachine:   bȳgǝl (Weert), kooiafsluiting:   bø̄gǝl (Geleen  [(Maurits)]   [Eisden]), kouterslot:   bȳgǝl (Nieuwenhagen), kraag:   bø̜gǝl (Kaulille), kram:   beugel (Heerlerheide), bygǝl (Hoeselt), bēgǝl (Bree), lijnogen:   bø̄gǝl (Posterholt), bø̜igǝl (Maasmechelen), luchtkokerophanging:   byǝgǝl (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), pijpbeugel, -haak:   bȳ.gǝl (Nieuwenhagen, ... ), ploegboombeslag:   bø̄gǝl (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), ploegboombeugel:   bø̄gǝl (Gennep, ... ), bø̄i̯gǝl (Sint Pieter), bȳǝgǝl (Oirsbeek), ploegkam:   bø̄gǝl (Maasmechelen, ... ), raam van de spanzaag:   bø̄ǝgǝl (Meeswijk), scrotum:   bii̯.gǝl (Opoeteren), bȳ.gǝl (Bocholt), bī.gǝl (Beek, ... ), slot:   beugel (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Eisden]), springbeugel:   beugel (Thorn), steenboog:   bȳ.gǝl (Maaseik, ... ), bø̄.gǝl (Ittervoort, ... ), bø̄gǝl (Kaulille, ... ), bø̜̄gǝl (Mechelen), stelmechanismen aan de ploeg:   bø̄gǝl (Berg, ... ), bȳgǝl (Smeermaas, ... ), stijgbeugels:   bø̄.gǝl (Lanaken), vijlhandvat:   bjē̜gǝl (Eigenbilzen), zeisring:   bygǝl (Holtum), bø̄gǝl (Blerick, ... ), zwadkeerder, beugel:   bȳgǝl (Benzenrade, ... ), bȳǝ.gǝl (Hoensbroek, ... ), bø̄gǝl (Amby, ... ), bø̜gǝl (Borgloon, ... ), bēgǝl (Peer) I-1, I-10, I-11, I-13, I-2, I-3, I-4, II-11, II-12, II-2, II-3, II-5, III-1-3, III-3-2