e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
roede aanrijgstok:   rōj (Stramproy), are, maat van 100 m2:   nrooj (Maasbree), roei (Blitterswijck, ... ), roej (Venray), rooi (Sevenum), rooij (Sevenum), rooj (Maasbree, ... ), roí (Diepenbeek), ⁄n rooi (Blerick), (± 400 m2  rooj (Gronsveld), = 100 m2  roei (Tienray), borst:   ruj (Leunen), rōj (Thorn), buffwis:   ruj (Tessenderlo), einde, wiek:   roede (Arcen, ... ), roj (Peer), ru ̞j (Hamont, ... ), ruj (Eksel, ... ), rōj (Altweert, ... ), rōw (Beek), rōǝj (Kinrooi), rūj (Meijel), garde:   en roej (Venray), roe-j (Gennep), roei (Gennep, ... ), roeij (Meerlo, ... ), roej (Gennep, ... ), rooj (Maastricht, ... ), rōēj (Venlo), rŏŏj (Horst, ... ), (zwarte Piet).  roej (Oirlo), glasroede:   rōj (Sint Odilienberg, ... ), rūj (Posterholt), gordijnstang:   rui̯ (Gennep, ... ), grote roede, maat van 414 m2 (20 kleine roeden): = 20 vierkante meter.  roe (Klimmen), hont, maat van 196 vierkante meter of 14 roeden:   roï (Diepenbeek), lange dunne tak: Nijmeegs (WBD)  rōēj (Meijel), penis van de stier:   rui̯ (Helchteren, ... ), (Beverst), rij, wiers:   roi̯ (Maasmechelen), rui̯ (Gelieren Bret, ... ), rōi̯ (As, ... ), rūi̯ (Hamont), rijshout, bonenstaak:   ruu (Hoeselt, ... ), roede:   roede (Heel, ... ), roj (Peer), ru ̞j (Hamont, ... ), rui̯ (Boorsem), ruj (Tessenderlo  [(meervoud: røjǝ)]  ), rōi̯ (Maasmechelen, ... ), rōj (Baexem, ... ), rōw (Beek), roede, maat van 14 m2:   en roej (Oirlo), rauw (Doenrade), reuj (Eigenbilzen), roe (Geleen, ... ), roede (Schinnen, ... ), roei (Eksel), roej (Ophoven, ... ), roo (Geleen, ... ), rooi (Beesel, ... ), rooij (Maastricht, ... ), rooij land (Susteren), rooj (Beesel, ... ), rou (Gulpen), rouw (Brunssum, ... ), row (Kunrade, ... ), rōēj (Meijel), rōōw (Schimmert), rŏĕj (Gennep), rŏŏw (Nieuwenhagen), rŏŭw (Oirsbeek), ráuw (Doenrade), rów (Heerlen), (= 20 m2)  rooj (Susteren), (= de maat die een oppervlakte aangeeft van 20 vierkante meter!).  rooj (Guttecoven), (In de buurt van Sittard was dit ± 20 m2).  ⁄n rouw (Nieuwstadt), 1 klein roe = ± 20,70 M2 1 groëte roew = 20 klein roewe 1 mörrege = 5 groëte roewe 1 boender = 4 mörrege 1 zil = 5 groëte roewe  roede (Klimmen), = 10 vierkante meter.  roei (Meerlo), = 20 vierkante meter.  ⁄n roede (Doenrade), ⁄n rouw (Doenrade), = 4 a, 36 ca (Heers 4 a, 65 ca (Jeuk).  roej (Jeuk), = ± 20 vierkante meter.  rouw (Oirsbeek), Hier is een kleine roede 20.7 m2.  rouw (Ten-Esschen/Weustenrade), meervoud: roewa.  roew (Schimmert), ps. in Well is 1 rooj = 1 are, dus 10 rooje = 10 aren en; 1 morgen = 32,8 are (ook in Merum 3 morgen = 1 hektare.  rooj (Herten (bij Roermond)), v.  r‧oͅu̯ (Eys), roede, maat van 4,5 m:   roede (Sittard), roeflat:   roede (Bleijerheide), schaatsijzer:   ein iezere rooi (Mechelen-aan-de-Maas), ro.i (Maaseik), ro: (Sibbe/IJzeren), ro:i (Opglabbeek), ro:ij (Vucht), ro:jə (Dilsen), roje (Buchten), rooi (Dilsen, ... ), rooi [rōi} (Maaseik), rooie (Bocholt), rooij (Kuringen), rooil (Grote-Brogel), rooj (Echt/Gebroek, ... ), rooje (Montfort), rōjə (Pey), rōōiĕ (Herten (bij Roermond)), rōōje (Maasbracht), ru.i (Sint-Truiden), rui (Genk), ruidje(s) (Nieuwstadt), ròoje (Echt/Gebroek), röy (Diepenbeek), mv= roje  rooj (Ophoven), Roede.  roo (Guttecoven), rooie (mv.)  rooi (Stevensweert), van een ieswagen  rooi (Opgrimbie), steel van de baggerbeugel:   ruj (Griendtsveen), stok of twijg om een kind te straffen:   rej (Vlijtingen), roei (Genk), roej (Kortessem), Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen.  roei (s-Herenelderen), rooj (Lanklaar), om iemand te straffen  rùj (Beverlo), van de roej krijgen = slaag krijgen  roej (Zonhoven), znd 23, 60c;  reuj (Zichen-Zussen-Bolder), roei (Alken, ... ), rooi (Koersel, ... ), rooj (Kuringen), rŏĕj (Borgloon, ... ), rŭŭj (Kortessem), réúj (Hasselt), róój (Bocholt, ... ), znd 23, 60c; cf. VD s.v. "roede, roe"1. rijs, twijg, m.n. als strafwerktuig, hetzij één alleen of een aantal tot een bosje samen gebonden; cf. WNT s.v. "roede -roe"(andere benaming: garde)  roei (Kwaadmechelen), znd 23, 60c;roei  roei (Herk-de-Stad), teellid:   rui̯ (Berverlo, ... ), traproede:   raoj (As), roe (Blerick, ... ), roede (Schaesberg), roei (Boekend, ... ), roeien (Meijel), roej (Meerlo, ... ), roew (Klimmen, ... ), roo (Gulpen, ... ), rooi (Ell, ... ), rooi-j (Nunhem), rooie (Buchten, ... ), rooij (Boekend), rooije (Montfort), rooj (Bree, ... ), rooje (Maastricht, ... ), roojen (Ospel), roow (Schimmert), rō.i̯ (Neeroeteren), rōi̯ (Lanklaar, ... ), rōōje (Schimmert), rŏĕj (Arcen, ... ), rū (Hoeselt), ròw (Voerendaal), r‧ōj (Kinrooi), De kopere roje van d¯n trap zitte get los  rooj (Maastricht), Ki‰k uut, dat \'r gén roeje van de tráp losligge  roej (Castenray, ... ), meervoud: roeje  roej (Venlo), rooje (mv)  rooj (Herten (bij Roermond)), turfveldje:   ruj (Venray), twijg:   rui̯ (Bommershoven, ... ), rui̯i (Jeuk), ry (Sluizen, ... ), røy (Herderen), rø̜y (Val-Meer), twijg, jonge tak:   rùj (Beverlo), vishengel:   rie (Bilzen), roei (s-Herenelderen), ɛn rie (Bilzen), vitsroede:   (Eupen), (mv)  rōj (Stramproy), werktuig waarmee de oven wordt leeggehaald:   rōj (Kermt), wis:   ruj (Berverlo, ... ), zijhoutbalkje:   rōj (Niel-bij-As, ... ), zwadkeerder, beugel:   rui̯ (Diets-Heur, ... ) I-10, I-11, I-12, I-3, I-7, I-9, II-1, II-12, II-3, II-4, II-7, II-9, III-2-1, III-2-2, III-3-2, III-4-3, III-4-4