32445 |
hoge klomp |
schippersklomp:
sxepǝrs[klomp] (L282p Achel)
|
Klomp met een hoge en lange, tot boven de wreef doorlopende kap. De klompopening sluit bij dit type klompen goed om de voet zodat er geen klompenriem nodig is. Zie ook afb. 259. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ. De kapklomp die in en rond Venray (L 210) bekend was, was een luxe hoge klomp die versierd was met koperen spijkers. Hij was volgens het Venrays woordenboek (pag. 227), ondanks de hoge kap toch van een leren band voorzien en werd op zondag gedragen.' [N 24, 70b; monogr.]
II-12
|
18376 |
hoge klomp? |
schippersklomp:
sXepərskloͅmp (L282p Achel)
|
klomp met hoge huif, hoge klomp, zonder riem gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18352 |
hoge rijgschoen |
rijgschoen:
reͅjsXuwŋ (L282p Achel)
|
laars waarvan het beenstuk moet worden dichtgeregen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18350 |
hoge schoen met elastieken tussenstukken |
hoge schoen:
huəXsXuwŋ (L282p Achel)
|
schoenen, hoge ~ met elastieken tussenstukken in de schacht [boddekeens] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18349 |
hoge waterdichte schoen |
sneeuwschoen:
snəwsXuwŋ (L282p Achel)
|
schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33073 |
hok opbinden |
binden:
beñ (L282p Achel)
|
Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.]
I-4
|
22024 |
holenduif |
holduif:
hōlduu̯f (L282p Achel)
|
holenduif (33 lijkt op een blauwe postduif, maar zonder witte stuit; broedt in holle bomen en de laatste tijd ook in stadstorens en muurgaten; roep [hoe-ò, hoe-ò, hoe, hoe] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
29817 |
holle steen |
welfsteen:
wɛlǝfstī̄jǝn (L282p Achel)
|
Metselsteen die niet massief is. Holle stenen kunnen diverse vormen en afmetingen vertonen en worden onder meer gebruikt voor gewelven, zolderingen en lichte tussenmuren. Ze worden ook toegepast bij het opmetselen van rookkanalen en luchtkokers. Zie ook afb. 27. Het betreft daar een holle spie- of boogsteen. De woordtypen zwemsteen (L 289) en zwembrik (Q 12) verwijzen naar het feit dat holle stenen licht van gewicht kunnen zijn door het gebruik van poreuze grondstoffen als natuurbims, kunstbims of gegranuleerde hoogovenslakken; als bindmiddel wordt dan hydraulische kalk, cement of een mengsel van beide toegepast. [N 30, 54c]
II-8
|
19784 |
hond |
hond:
ho.nt (L282p Achel)
|
hond [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondenhok:
hoͅndəhoͅk (L282p Achel),
hondshok:
hoͅntshoͅk (L282p Achel)
|
hondenhok [ZND 38 (1942)]
III-2-1
|