33634 |
ijzeren haak aan de puthaak |
gardgesp:
geͅi̯rtgɛsp (L282p Achel),
gardhaak:
geͅi̯rthōͅk (L282p Achel),
puthaak:
pøthōk (L282p Achel),
pøthōͅk (L282p Achel),
schephaak:
sxøphōͅk (L282p Achel)
|
[N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
18348 |
ijzertje onder een schoen |
ijzertje:
i-jzərkøs (L282p Achel)
|
ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17846 |
in beweging komen |
op gang komen:
op gang komen (L282p Achel, ...
L282p Achel)
|
In beweging komen (op gang komen, (zich) roeren, bewegen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
20442 |
in de doodskist leggen |
kisten:
kisten (L282p Achel)
|
een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
33613 |
in de moestuin werken |
hoven:
hűəvən (L282p Achel)
|
[N P (1966)]
I-7
|
17878 |
in de rug slaan (met de vuist) |
stompen:
stompen (L282p Achel),
stoten:
stoten (L282p Achel)
|
Met de vuist in de rug slaan (doffen, dompen, stompen, stoten, sjtokken) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
22786 |
in een beek baden |
baden:
in n beek baoien (L282p Achel)
|
In een beek baden. [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
18227 |
in lompen gekleed |
armoedig:
erremmoeiïg (L282p Achel)
|
In lompen gekleed [haveloos, schab(be)tig, schamel, lommelig] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
20383 |
in ondertrouw gaan |
ondertrouw:
ondertrouw (L282p Achel)
|
aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, waarbij de aanstaan-de echtgenoten elkaar verklaren dat zij met elkaar een huwelijk willen aangaan; in ondertrouw gaan [verscholen, ondertrouwen, ondertrouw doen, aantekenen] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20252 |
in verwachting zijn |
in verwachting:
in verwochting (L282p Achel)
|
Zwanger zijn: een kind dragen, zwanger zijn (staan, met een dik lijf lopen, inkopen, groot gaan, geladen). [N 115 (2003)]
III-2-2
|