e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koetsier koetsier: kutsīr (Achel) Persoon die op de bok van een rijtuig zit en de paarden ment. [N 101, 2; Wi 15, monogr] I-13
koffie koffie: koffie (Achel) (koffie) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] III-2-3
koffiepot koffiepot: koͅfipoͅt (Achel) pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1
koken (intr.) koken: kóókən (Achel) koken [RND] III-2-3
kokmeeuw meeuw: mēu̯ (Achel) kokmeeuw (38 zeer bekend; witte vogel met s zomers bruinzwarte kop; in grote troepen op en rond allerlei water; in de stad ook daarvandaan; schreeuwerige vogel; vooral in de grote broedkolonies; aan Schelde en Maas komen nog meer, meest grotere soorten [N 09 (1961)] III-4-1
kol ster: stɛr (Achel) Witte vlek op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 135b] I-11
kolengruis gruis: gry(3)̄s (Achel), kolengruis: kōləgry(3)̄s (Achel) gruis van kolen [ZND 35 (1941)] III-2-1
kolenschop troffel: trufəl (Achel) kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)] III-2-1
kolonel kolonel: iene kolonel (Achel), ne kolonel (Achel) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
komen komen: kōmən (Achel) komen [RND] III-1-2