18224 |
kreukel |
kreukel:
kreukel (L282p Achel),
plooi:
ploei (L282p Achel)
|
Kreukel. Ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, fronsel, valse plooi, kneuker, freutel] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18223 |
kreukelen |
fronsen:
Fr. froncer (=rimpelen, plooien), dat zelf weer uit frank. hrunkjan stamt. Vergelijk mnl. runke, oudnoors hrukka (=rimpel).
fronsen (L282p Achel),
stremmen:
het klieëd stremt (L282p Achel),
verfrommelen:
verfrommeld (L282p Achel)
|
fronsels maken aan een kledingstuk of stof || Hoe noemt men het wanneer een kleed dat niet past, zich in plooien zet ? [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
33831 |
kribbebijter |
kribbijter:
krebī.tǝr (L282p Achel)
|
Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52]
I-9
|
34465 |
krielkip |
krielenhennetje:
krilǝhenǝkǝ (L282p Achel)
|
Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.]
I-12
|
22351 |
krijgertje spelen |
poesje jagen:
poeske jagen (L282p Achel),
vangen:
vangen (L282p Achel)
|
Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
21501 |
krijt |
krijt:
e stuk wit kriejt (L282p Achel),
é stuk wit krijt (L282p Achel)
|
Een stuk wit krijt. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
17861 |
krioelen |
wemelen:
wemelen (L282p Achel, ...
L282p Achel)
|
Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (krioelen, kriemelen, wriemelen, friemelen, wemelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
18071 |
kroep |
kroep:
kroep (L282p Achel, ...
L282p Achel)
|
Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17579 |
kroeshaar |
kroeshaar:
krushøər (L282p Achel),
kroezelhaar:
kruwzəlhoͅər (L282p Achel)
|
kroeshaar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17894 |
krommen, ombuigen |
krom maken:
kromp maken (L282p Achel),
plooien:
ploejen (L282p Achel)
|
Krommen: een kromme gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien, krom maken) [N 108 (2001)] || Ombuigen: een andere richting geven (ombuigen, (om)plooien) [N 108 (2001)]
III-1-2
|