33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
streep:
strē.p (L282p Achel)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
25079 |
langzaam, traag |
langzaam:
de geit langzaam (L282p Achel),
det geit langzaam (L282p Achel),
dè get langzaam (L282p Achel)
|
Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
34017 |
langzamer |
hou:
hūu̯ (L282p Achel)
|
Voermansroep om het paard langzamer te doen gaan. [N 8, 95h en 96]
I-10
|
19599 |
lantaarn |
lamptaarn:
lamptair (L282p Achel),
lantaarn:
lantair (L282p Achel)
|
lantaarn [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|
18222 |
lap |
lap:
lap (L282p Achel),
lap stof (L282p Achel)
|
Hoe noemt U: een lap stof [N 62 (1973)] || Sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18346 |
lap op een schoen |
huif:
hüf (L282p Achel),
neus:
[sic]
nø̄s (L282p Achel)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28836 |
lap stof |
lap stof:
lap stof (L282p Achel)
|
Een lap of stuk stof. [N 62, 71b; MW]
II-7
|
23752 |
laten wijden |
laten wijden:
in loaten wijen (L282p Achel),
loaten wijen (L282p Achel, ...
L282p Achel,
L282p Achel),
palmen met palmzondag:
palmen met palmzondag (L282p Achel)
|
Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34642 |
latwerk |
latten:
latǝn (L282p Achel),
leertje:
lɛrkǝ (L282p Achel)
|
Latwerk dat op de berries van de kruiwagen gelegd werd, ten einde het laadvlak te vergroten. [N 18, 101; JG 1d]
I-13
|
24990 |
lauw |
lauw:
louw water (L282p Achel),
louw woater (L282p Achel)
|
Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|