e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
langwerpige streep van voorhoofd tot neus streep: strē.p (Achel) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9
langzaam, traag langzaam: de geit langzaam (Achel), det geit langzaam (Achel), dè get langzaam (Achel) Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)] III-4-4
langzamer hou: hūu̯ (Achel) Voermansroep om het paard langzamer te doen gaan. [N 8, 95h en 96] I-10
lantaarn lamptaarn: lamptair (Achel), lantaarn: lantair (Achel) lantaarn [ZND 37 (1941)] III-2-1
lap lap: lap (Achel), lap stof (Achel) Hoe noemt U: een lap stof [N 62 (1973)] || Sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 114 (2002)] III-1-3
lap op een schoen huif: hüf (Achel), neus: [sic]  nø̄s (Achel) lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)] III-1-3
lap stof lap stof: lap stof (Achel) Een lap of stuk stof. [N 62, 71b; MW] II-7
laten wijden laten wijden: in loaten wijen (Achel), loaten wijen (Achel, ... ), palmen met palmzondag: palmen met palmzondag (Achel) Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)] III-3-3
latwerk latten: latǝn (Achel), leertje: lɛrkǝ (Achel) Latwerk dat op de berries van de kruiwagen gelegd werd, ten einde het laadvlak te vergroten. [N 18, 101; JG 1d] I-13
lauw lauw: louw water (Achel), louw woater (Achel) Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)] III-4-4