e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
litanie van de rozenkrans litanie (<lat.): litteniej (Achel) De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)] III-3-3
litteken litteken: lidteken (Achel), littieëken (Achel), littêken (Achel) Als een wond of zweer is genezen, blijt de plaats ervan meestal zichtbaar. die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [ZND 49 (1958)] || een litteken [ZND 37 (1941)] III-1-2
liturgische gewaden miskleren: misklier (Achel) De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)] III-3-3
loden loden: lōdǝ (Achel) Sterk gevolde dichte wollen stof. [N 62, 90; 62, 75f; N 59, 201; monogr.] II-7
loeien van de koe in het algemeen beuken: bø̜̄kǝn (Achel) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
loeien van de koe van pijn beuken: bø̜̄kǝn (Achel) [N 3A, 5e] I-11
loenje kordeelriem: kǝrdiǝlrim (Achel) Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31] I-10
loeren loeren: lūrə (Achel), lūrən (Achel) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
lof lof: lof (Achel) Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
lomp paard lomp paard: lǫmp pē̜ǝt (Achel) [JG 1a; N 8, 62h] I-9