e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luchtpijpen luchtpijpen: loͅxtpipən (Achel), löxtpiəpə (Achel) luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)] III-1-1
lucifer stekje: steksken (Achel, ... ) lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)] III-2-1
lui (lieden) mensen: minsən (Achel) mensen [RND] III-3-1
luid schreien afkweken: aafkwèken (Achel) veel en luid huilen III-1-4
luiden luiden: lujen (Achel) Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
luiden voor de mis luiden: lujen (Achel, ... ), luiden voor de mis: ⁄t loeit veur de mis (Achel) De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)] || Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] || Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)] III-3-3
luiden voor een begrafenis luiden: et loeit (Achel) Het luiden bij de begrafenis [t loet tsóm jraaf?]. [N 96A (1989)] III-3-3
luier pisdoek: pesduk (Achel) luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] III-2-2
luiermand kindskorf: kindskeurf (Achel) korf of mand waarin de doeken of luiers van de kleine kinderen wordt bewaard? [ZND 37 (1941)] III-2-2
luifel? [idem?] pijpjes: pipkəs (Achel) luifel, fijngeplooide ~ rond het voorhoofd {afb} [N 25 (1964)] III-1-3