32585 |
mestkar |
mestkar:
[mest]kɛ̄r (L282p Achel)
|
De kar waarmee men stalmest naar het land vervoerde. Als deze kar niet uitsluitend voor het vervoer van mest bestemd was, werd ze na het mestuitrijden gereinigd. Als mestkar gebruikte men meestal de korte kar (L 115 vroeger, 159a, 163, 192a vroeger, 192b, 209, 216, 246 vroeger, 248, 265, 265b, 266, 288, 289, 290, 292, 320a, 324, 331, 331b, 369, 422), de slagkar (L 115 later, 192a later, 246 later, 247, 248, 265b, 270, 292, 294, 318b, Q 27, 191, 204a) en de aardkar (L 289, 314, 360, 364, 366, 367). Voor deze kartypen zij verwezen naar de aflevering betreffende de (oude) landbouwvoertuigen e.a.. Termen als mestwagen wijzen op een moderner vervoermiddel, dat - ook al is het tweewielig - wagen wordt genoemd, omdat het met luchtbanden is uitgerust. [N 11A, 7; N 17, 2a + 3a + 8 add. + 15b; A 42, 8a + b; monogr.]
I-1
|
33408 |
mestplank onder de zitstokken |
mestplank:
mē̜ ̞.stplāŋk (L282p Achel)
|
De plank onder de zitplaats van de kippen die dient om de mest op te vangen. In L 245, P 51,174, 222, Q 9, 77, 88, 93 en 118 kende men een dergelijke voorziening niet; daar vielen de uitwerpselen gewoon op de vloer. [N 5A, 63b; A 48, 16g]
I-6
|
32581 |
mestspade, mestmes |
mestschup:
[mest]sxøp (L282p Achel)
|
Het voorwerp waarmee men het in het vorige lemma bedoelde werk verrichtte. Dit gereedschap werd ook wel gebruikt voor het afsteken van ingekuild veevoeder of geperst hooi. Van de onderstaande termen zijn er vele niet specifiek voor de meststeker: zij noemen een bepaald soort gerei dat ook voor ander werk te gebruiken is. Voor de varianten van mest zij verwezen naar het lemma (stal)mest. [N 18, 15 + 21d; N 5A, 50b; N 11A, 12; monogr.]
I-1
|
33622 |
mestvaalt |
mesthoop:
meͅ.sthuəp (L282p Achel)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
34364 |
mestvarken |
mestvarken:
mę.stfɛ̄.rǝkǝn (L282p Achel)
|
Een varken dat gehouden worden om vet te mesten. [JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49e; N C, add.; N 19, Q 111 add.; N 19, Q 204a add.; monogr.]
I-12
|
32602 |
met compost bestrooien |
kort mest varen:
[kort mest] ˲vǭrǝ (L282p Achel)
|
Weiland bemesten met compost. Omdat er gras- en onkruidzaden in kunnen zitten, wordt mengmest gewoonlijk niet op akkerland aangewend. [N 11, 22 + 25 add.; N 11A, 38; monogr.]
I-1
|
33878 |
met de benen zwaaien en bewegen tijdens het werpen |
(ze heeft) arbeid:
ɛrǝbet (L282p Achel),
(ze heeft) krampen:
krampǝn (L282p Achel)
|
[N 8, 53]
I-9
|
23632 |
met de collecteschaal rondgaan |
met de schaal rondgaan:
met de schoal rondgoan (L282p Achel)
|
Collecteren met de open schaal, met de schaal rondgaan. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34453 |
met de horens stoten, gezegd van de bok |
botsen:
bǫtsǝn (L282p Achel)
|
[N 19, 75]
I-12
|
34625 |
met de kar achteruit rijden |
huppen:
høpǝ (L282p Achel)
|
Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99]
I-13
|