28779 |
mousseline |
mousseline:
muzǝlin (L282p Achel)
|
Los geweven stof van katoen, wol of zijde, genoemd naar de stad Mosoel in Turkije. [N 62, 75e; N 62, 75c; N 62, 83; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.]
II-7
|
18264 |
mouw |
hazesprong:
hǭǝzǝsproŋ (L282p Achel),
mouw:
mow (L282p Achel),
mǫw (L282p Achel)
|
Gezwel, met name een vochtophoping, aan de achterzijde van het spronggewricht. Bij een jong paard kan een overvuld kniegewricht wel eens van voorbijgaande aard zijn, maar meestal is het een ernstige aandoening waarbij geen verbetering optreedt. Zie afbeelding 16. [A 48A, 54e; N 8, 32.10, 32.11, 90g, 90h, 90i en 90j; monogr.] || Hoe noemt U in het algemeen een mouw? [N 62 (1973)] || Mouw van bijv. een colbert of japon. [N 59, 126; N 62, 34a; MW]
I-9, II-7, III-1-3
|
18714 |
mouw met kanten plooisel |
plooienmouw:
plujə moͅuw (L282p Achel)
|
mouw met kanten plooisel [lobmouw] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
29070 |
mouwomslag, manchet |
mouwboordje:
mǫwbørtjǝ (L282p Achel)
|
Verlengstuk aan het einde van een mouw; vaak afzonderlijk, en dan al of niet aan de mouw vastgemaakt. [N 62, 34d; N 59, 134; MW]
II-7
|
18325 |
mouwschort |
scholk:
sXoͅlk (L282p Achel)
|
schort met mouwen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33767 |
muil |
muil:
mul (L282p Achel)
|
Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b]
I-9
|
26147 |
muilband |
band van de leun:
ba.nt ˲van̜ dǝ lø̄n (L282p Achel),
domreep:
dǫmriǝp (L282p Achel)
|
Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.]
II-11
|
33066 |
muilband, bovenste band van de schoof |
bovenste band:
bōvǝnstǝ [band] (L282p Achel),
kopband:
kǫp˱[band] (L282p Achel)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b]
I-4
|
34223 |
muilkorf voor kalveren |
muntel:
møntǝl (L282p Achel)
|
De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e]
I-11
|
18308 |
muiltje |
aanschuiver:
oͅənsXüvərs (L282p Achel),
aansteker:
oͅənstèkərs (L282p Achel)
|
muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] || pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|