e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pateen pateen (<fr.): pateen (Achel) De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)] III-3-3
pater pater (lat.): paoter (Achel) Een ordegeestelijke, lid van een orde of congregatie, een pater [paâter]. [N 96D (1989)] III-3-3
patriarch patriarch: patriark (Achel) Een aartsvader, patriarch, patriark. [N 96D (1989)] III-3-3
patrijs patrijs: pətrii̯s (Achel) patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
patroon, dessin patroon: patruwǝn (Achel) Het voorbeeld op de patroontekening waarnaar geweven wordt, maar ook het resultaat daarvan in de stof, de tekening die daarin te voorschijn treedt. [N 62, 74a; N 62, 71c; MW] II-7
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): 1) m v. HH.  petroowən (Achel), heilige (m)  ne patroewn (Achel), n heilige (m)  patroen (Achel), patroonheilige: patroeënheilige (Achel) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] || Een patroonheilige [patroeën]. [N 96C (1989)] III-3-3
paus paus: de paus (Achel), de pows (Achel), pauws (Achel), pouws (Achel) De paus van Rome [poûs]. [N 96D (1989)] || De paus. [ZND 40 (1942)] III-3-3
pauselijke zegen pauselijke zegen: pauselijke zègen (Achel) De pauselijke zegen, de apostolische zegen, door de priester aan de stervende gegeven [paepslieje zeëje]. [N 96D (1989)] III-3-3
peen, wortel koten: mn de gele peen, voederplant  koeten (Achel) I-7
peetoom peteren: peetren (Achel, ... ) de peter [de paat] [N 96D (1989)] III-2-2