e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitneembaar frontje tres (<fr.): Van Dale: tres, 1. boordsel of oplegsel van gevlochten goud- of zilverdraad of zijde.  treͅs (Achel) frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] III-1-3
uitnodigen verzoeken: verzuken (Achel), verzuuken (Achel) uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)] III-3-1
uitschelden uitmaken: oeëtmaken (Achel), uitschijten: oeëtschieëten (Achel) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-3-1
uitslag onder de neus uitslag: uitslag (Achel), zweren: zweiren (Achel) Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast, uitslag, zweren). [N 107 (2001)] III-1-2
uitspannen uitspannen: ū.tspanǝn (Achel) Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10
uitstalling van het allerheiligste uitstelling: oewtstelling (Achel) Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)] III-3-3
uitvoerder eerste werkman: `ø̜̄rstǝ wɛrǝkmān (Achel), voorwerker: vø̄jǝrwɛrǝkǝr (Achel) Persoon die in dienst van een aannemer of ambachtsman de leiding heeft over de uitvoering van een werk. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.] II-9
uitwerpselen stront: stront (Achel) uitwerpselen [N 10c (1995)] III-1-1
uitwijken afzetten: ā.f˲zętǝn (Achel) Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
unster grote ponder: om zakken te wegen  grutə pøndər (Achel) Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)] III-3-1