23362 |
vrouwenkant |
vrouwluikant:
vrulliekant (L282p Achel)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwenkleren:
vroͅuwəklīər (L282p Achel)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32441 |
vrouwenklomp |
fletsje:
flętskǝ (L282p Achel)
|
Klomp met een binnenlengte van 24 tot 26.5 centimeter. Zie ook afb. 258. De trippenklomp uit Meeswijk (L 424) was een lichte vrouwenklomp, versierd met uitgesneden bloempjes. Dit soort klompen werden tot ongeveer 1920 in huis en op weg naar de kerk gedragen. [N 97, 136; N 24, add.; Bakeman 8; monogr.]
II-12
|
18576 |
vrouwenondergoed |
vrouwenondergoed:
vrouwenondergoewd (L282p Achel)
|
Vrouwenondergoed [ook: lingerie, linergie?] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
hemd:
hem (L282p Achel)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20467 |
vrouwziek |
heetzak:
hiejetzak (L282p Achel)
|
vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
21584 |
vruchtgebruik |
levenspacht:
levenspacht (L282p Achel),
vruchtgebruik:
vruchtgebruik (L282p Achel)
|
hoe heet het levenslang vruchtgebruik van een goed bv. van een huis ? [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
17658 |
vuist |
vuist:
vust (L282p Achel, ...
L282p Achel)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22342 |
vuistslag op de rug |
dof:
dof (L282p Achel)
|
Een slag met de vuist op de rug (bij sommige kinderspelen). [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
19543 |
vuurslag |
pin:
pen (L282p Achel)
|
slagpen, stalen ~ in de tondeldoos (stool, vuurslag) [N 20 (zj)]
III-2-1
|