e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwenkant vrouwluikant: vrulliekant (Achel) De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
vrouwenkleren vrouwenkleren: vroͅuwəklīər (Achel) vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] III-1-3
vrouwenklomp fletsje: flętskǝ (Achel) Klomp met een binnenlengte van 24 tot 26.5 centimeter. Zie ook afb. 258. De trippenklomp uit Meeswijk (L 424) was een lichte vrouwenklomp, versierd met uitgesneden bloempjes. Dit soort klompen werden tot ongeveer 1920 in huis en op weg naar de kerk gedragen. [N 97, 136; N 24, add.; Bakeman 8; monogr.] II-12
vrouwenondergoed vrouwenondergoed: vrouwenondergoewd (Achel) Vrouwenondergoed [ook: lingerie, linergie?] [N 114 (2002)] III-1-3
vrouwenonderhemd? hemd: hem (Achel) onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] III-1-3
vrouwziek heetzak: hiejetzak (Achel) vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)] III-2-2
vruchtgebruik levenspacht: levenspacht (Achel), vruchtgebruik: vruchtgebruik (Achel) hoe heet het levenslang vruchtgebruik van een goed bv. van een huis ? [ZND 32 (1939)] III-3-1
vuist vuist: vust (Achel, ... ) vuist [N 10 (1961)] III-1-1
vuistslag op de rug dof: dof (Achel) Een slag met de vuist op de rug (bij sommige kinderspelen). [ZND 33 (1940)] III-3-2
vuurslag pin: pen (Achel) slagpen, stalen ~ in de tondeldoos (stool, vuurslag) [N 20 (zj)] III-2-1