e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

Gevonden: 4185
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de laatste voor ploegen (de voor) uitploegen: ut[ploegen] (Achel), uu̯t[ploegen] (Achel) De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.] I-1
de melk inhouden optrekken: ǫptrɛkǝn (Achel) Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.] I-11
de melk laten lopen (de melk) laten lopen: lǫǝtǝ luǝpǝn (Achel) De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70] I-11
de merrie dekken dekken: dę.kǝn (Achel) Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b] I-9
de merrie is niet drachtig leeg: lēx (Achel) [N 8, 48 en 49] I-9
de mis dienen de mis dienen: de mis dienen (Achel) De mis dienen [diene, de mès deene?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de mis doen mis doen: mis doeng (Achel) De mis doen, opdragen. [N 96B (1989)] III-3-3
de missie preken de missie (<fr.) preken: de missie preken (Achel) De missie preken. [N 96B (1989)] III-3-3
de moederkorf afkloppen kloppen: kloppen (Achel) Bij het jagen de onderste korf of moederkorf met beide handen gedurende ongeveer een kwartier van onderen naar boven bekloppen. Zie ook het lemma Jagen. [N 63, 88a; monogr.] II-6
de plank missen erover smijten: hij hit er over gesmeeten (Achel) In vele streken moet de kegelbal een in de grond bevestigde plank raken, wanneer de speler hem wegslingert; wat wordt er gezegd wanneer de speler de plank mist (b.v. de bal er over heen werpt)? [ZND 36 (1941)] III-3-2