e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

Gevonden: 4185
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderx donder: donder (Achel, ... ), de donder.  də doͅndər (Achel) donder [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donker worden, duisteren duisteren: t dusteren (Achel) Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] III-4-4
donkerbruine koe donkerbruin (bijvgl. nmw.): dǫŋkǝrbrun (Achel) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a] I-11
dons, nestveren duivelshaar: dujvelshaar (Achel) dons [ZND 35 (1941)] III-4-1
dood (adj. schertsend bedoeld vertrokken: znd 23, 022b;  vertrokken (Achel) dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (adj.) dood: znd 23, 022a;  doejt (Achel) dood; hij is - [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (bn.) dood: dôêt (Achel) dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
dood (zelfst.nw.) dood: 1a-m; 23, 21  doe(e)t (Achel) dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)] III-2-2
doodkist doodskist: znd 33, 38;  dodskeest (Achel) een doodkist [ZND 33 (1940)] III-2-2
doodskist doodskist: dòdskist (Achel, ... ), znd 33, 38;  dodskeest (Achel) de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)] || Doodkist. [ZND 33 (1940)] III-2-2, III-3-3