33366 |
drinkbak voor de koeien |
drinkbak:
dreŋk˱bak (L282p Achel),
waterbak:
wǭtǝrbak (L282p Achel)
|
Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
19575 |
drinkbeker |
kroes:
krus (L282p Achel)
|
drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34333 |
drinken bij de zeug |
zuigen:
zogǝn (L282p Achel)
|
Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a]
I-12
|
19574 |
drinkglas |
glas:
gloas (L282p Achel),
pint:
pent (L282p Achel, ...
L282p Achel)
|
drinkglas [RND] || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] || glas [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
19562 |
drinkglas met voet |
kapper:
kapər (L282p Achel)
|
drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33672 |
drinkkuil in de wei |
drenkbak:
drɛŋbak (L282p Achel),
drinkput:
dreŋkpøt (L282p Achel)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
20564 |
droesem |
bezinksel:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
bezinksel (L282p Achel),
vuiligheid:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
voeligheid (L282p Achel)
|
droesem [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
32904 |
drogen, droog worden (van gemaaid gras) |
afsterven:
āfstęr(ǝ)vǝ (L282p Achel),
uitsterven:
utstęrvǝn (L282p Achel)
|
Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.]
I-3
|
25232 |
droog blijven |
t blijft over]:
blijft droog.
bliftryx (L282p Achel)
|
droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25128 |
droog weer |
droog:
drûûch (L282p Achel, ...
L282p Achel)
|
droog [RND]
III-4-4
|