e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

Gevonden: 4185
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
druppel druppel: druppel (Achel, ... ) druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
druppen, druppelen druppen: druppen (Achel), drŭppen (Achel) druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)] III-4-4
dubbel eggen dobbel [eggen]: dǫbǝl [eggen] (Achel) Manier van eggen, waarbij men elke egstrook na het keren voor de helft overegt. Op deze wijze wordt de grond tweemaal door de eg-tanden bewerkt. Zie ook de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a+ 1b+ 1d add.; N 11A, 84a] I-2
dubbel gezwad dobbel gezwad: dǫbǝl [gezwad] (Achel), dubbel gezwad: døbǝl [gezwad] (Achel) De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94] I-3
dubbele lijn dobbele lijn: dǫbǝl liŋ (Achel) Lijn die aan weerszijden aan het bit bevestigd is en tot aan de hand van de voerman dubbel is. Opgaven die niet specifiek naar een dubbele lijn verwezen (m.n. de woordtypes paardslijn, rijlijn, lijn, lijnt, lei, leis, leist, leidsel en guide), werden opgenomen onder het overkoepelende lemma Teugel. [N 13, 30 en 34] I-10
duif (alg.) duif: Pl. [u.]  dū:f (Achel) Duif. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
duiken duikelen: dükelen (Achel), in t waoter dükelen (Achel) In het water duiken. [ZND 33 (1940)] III-3-2
duim duim: dum (Achel, ... ) duim [N 10 (1961)] III-1-1
duimeling duimelaar: dyməlēͅr (Achel) hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3
duivel duivel: duuvel (Achel) De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)] III-3-3