18332 |
dunne zijden dameskous |
zijden kous:
zeͅjə koͅwsə (L282p Achel)
|
dameskousen, dunne zijden ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19311 |
durfal |
hevige, een -:
`t is nen hevigen (L282p Achel)
|
hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
21418 |
duur |
duur:
duur (L282p Achel, ...
L282p Achel)
|
duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
daouən (L282p Achel)
|
duwen [RND]
III-1-2
|
33196 |
duwer van de aanaardhandploeg |
voet:
vut (L282p Achel)
|
Zie de toelichting bij het lemma Aanaardhandploeg. [N 18, 46c]
I-5
|
32912 |
dwarsbalk van de hooihark |
kop:
kǫp (L282p Achel)
|
De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b]
I-3
|
32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
scheien:
sxęi̯ǝn (L282p Achel)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|
19330 |
dwarsdrijven |
tegenwerken:
tegewèrken (L282p Achel),
vregelen:
cf. WNT s,v. "vreigelen - vreegelen, vrei(e)len, vreelen"4. (Onz. en wederk.) Alleen in Limb."Moeilijkheden maken, plagend elkaar dwarsbomen, redetwisten....
vrègelen (L282p Achel)
|
Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)] || wrijving zoeken, gewild tegenstribbelen, dwarsdrijven
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
dwarskop:
wannen dwarskop (L282p Achel),
vregelaar:
cf. WNT s,v. "vreigelen - vreegelen, vrei(e)len, vreelen"4. (Onz. en wederk.) Alleen in Limb."Moeilijkheden maken, plagend elkaar dwarsbomen, redetwisten....
vrègelèèr (L282p Achel)
|
dwarsdrijver, wringer || Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
33326 |
dwarsstuk van de t-vormige hoeve |
aanbouw:
ǭnbǫu̯ (L282p Achel)
|
Bedoeld is het bouwdeel waarin zich het woongedeelte bevindt; dit kan eventueel ook het woongedeelte van de L-vormige bouw zijn. Zie de toelichting bij het lemma "L-vormige hoeve" (1.2.2). Vergelijk ook kaart 4 en afbeelding 4. [N 4A, 2d]
I-6
|