e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

Gevonden: 4185
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dunne zijden dameskous zijden kous: zeͅjə koͅwsə (Achel) dameskousen, dunne zijden ~ [N 24 (1964)] III-1-3
durfal hevige, een -: `t is nen hevigen (Achel) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] III-1-4
duur duur: duur (Achel, ... ) duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)] III-3-1
duwen duwen: daouən (Achel) duwen [RND] III-1-2
duwer van de aanaardhandploeg voet: vut (Achel) Zie de toelichting bij het lemma Aanaardhandploeg. [N 18, 46c] I-5
dwarsbalk van de hooihark kop: kǫp (Achel) De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b] I-3
dwarsbalkjes, egscheien scheien: sxęi̯ǝn (Achel) De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.] I-2
dwarsdrijven tegenwerken: tegewèrken (Achel), vregelen: cf. WNT s,v. "vreigelen - vreegelen, vrei(e)len, vreelen"4. (Onz. en wederk.) Alleen in Limb."Moeilijkheden maken, plagend elkaar dwarsbomen, redetwisten....  vrègelen (Achel) Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)] || wrijving zoeken, gewild tegenstribbelen, dwarsdrijven III-1-4
dwarsdrijver dwarskop: wannen dwarskop (Achel), vregelaar: cf. WNT s,v. "vreigelen - vreegelen, vrei(e)len, vreelen"4. (Onz. en wederk.) Alleen in Limb."Moeilijkheden maken, plagend elkaar dwarsbomen, redetwisten....  vrègelèèr (Achel) dwarsdrijver, wringer || Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)] III-1-4
dwarsstuk van de t-vormige hoeve aanbouw: ǭnbǫu̯ (Achel) Bedoeld is het bouwdeel waarin zich het woongedeelte bevindt; dit kan eventueel ook het woongedeelte van de L-vormige bouw zijn. Zie de toelichting bij het lemma "L-vormige hoeve" (1.2.2). Vergelijk ook kaart 4 en afbeelding 4. [N 4A, 2d] I-6