33100 |
aren lezen |
aren rapen:
ǭrǝ rā.pǝ (L282p Achel)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
32877 |
arend van de zeis |
ang:
ãŋ (L282p Achel)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
18239 |
armband |
armband:
ermband (L282p Achel, ...
L282p Achel),
bracelet (fr.):
heden ook veel
bracelet (L282p Achel)
|
armband (Fr> bracelet) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
21295 |
arme mens |
arme mens:
nen erme mins (L282p Achel),
arme sukkel:
nen ermen sukkel (L282p Achel)
|
een arme mens [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21489 |
armoede |
armoede:
ɛrmoei (L282p Achel)
|
armoede [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21570 |
arresteren |
pakken:
de zjandèrmen hemmen hem gepakt (L282p Achel),
scharrelen:
gescherreld (L282p Achel)
|
De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
21034 |
as |
assen:
asschen (L282p Achel)
|
as [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
32824 |
as, spil van de rol |
pin:
pen (L282p Achel),
spil:
spel (L282p Achel)
|
De in dit lemma verenigde termen betreffen ofwel (elk van) de twee, als as fungerende pinnen in de uiteinden van de houten rol, ofwel de as van de ijzeren paarderol. [JG 1a; JG 1b add.; N 11A, 184e; monogr.]
I-2
|
34578 |
asarm |
spit:
spet (L282p Achel)
|
Elk van de uiteinden van de as die door de naven steken. Een asarm is steeds van metaal. [N 17, 53; N G, 48d; monogr]
I-13
|
32672 |
asblok |
asblok:
as˱blǫk (L282p Achel),
lade:
lǭi̯ (L282p Achel)
|
Het als ashouder of als as fungerende houten blok waaraan de wielen van de voorploeg bevestigd zijn. [N 11, 31.I.a; N 11A, 97a] || Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.]
I-1, I-13
|