23866 |
baldakijn |
baldakijn:
baldakijn (L282p Achel),
hemel:
hemel (L282p Achel)
|
De rechthoekige troonhemel waaronder het H. Sacrament wordt rondgedragen in de processie [Hemel, balkon, draaghemel, himmel]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18605 |
balein |
balein:
bəliy (L282p Achel)
|
balein uit het korset [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33427 |
balken van de zolder boven de dorsvloer |
leggers:
lɛgǝrs (L282p Achel)
|
De zware rondhouten die op de gebintbalken boven de dorsvloer rusten en die de zoldervloer vormen. Deze zolder is een schelf, die ofwel altijd aanwezig is, ofwel elk jaar tijdens het bergen van de oogst gevormd wordt en weer verwijderd als hij leeg is. De rondhouten worden gelegd van het ene gebint naar het andere of dwars op de lengterichting van de beuk die de dorsvloer inneemt. De enkelvoudsvormen betreffen ofwel één van de balken of zijn collectief voor al de balken samen. Zie ook de lemmata "onderste" en "bovenste balken van de schelf" (3.4.2 en 3.4.3). Zie ook afbeelding 14.c bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68b; N 4, 35 en 68; N 4A, 13a en 13b; monogr.]
I-6
|
20695 |
balkenbrij |
balkenbrij:
bələkəbreͅi (L282p Achel),
Syst. Frings
balkəbrɛ̄i̯ (L282p Achel)
|
balkenbrij [Goossens 1b (1960)] || Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17716 |
balzak |
zak:
zak (L282p Achel)
|
balzak, scrotum [zak, beurs] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
28845 |
band, lint |
band:
bant (L282p Achel)
|
Lintvormig weefsel van katoen, linnen, fluweel enz. ter afboording, versiering of versteviging. [N 62, 58d; N 62, 58c; Gi 1.IV, 55; Gi 1.IV, 56; monogr.]
II-7
|
18322 |
bandschort met borststuk |
scholk:
sXoͅlk (L282p Achel)
|
schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19114 |
bang |
schouw:
schoauw (L282p Achel)
|
schuw, bang
III-1-4
|
21633 |
bankbiljet |
briefje:
ps. omgespeld volgens IPA.
brifkə (L282p Achel)
|
bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20181 |
barensweeën |
ween:
weeën (L282p Achel)
|
Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 115 (2003)]
III-2-2
|