| 22416 |
leefnet |
leefnet:
lèèfnet (L282p Achel)
|
het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
| 20479 |
leeftijd, ouderdom |
leeftijd:
lijftiejd (L282p Achel),
ouder:
awər (L282p Achel),
ouderdom, leeftijd
aauwer (L282p Achel),
ouderdom:
auwerdom (L282p Achel),
ouwerdom (L282p Achel)
|
ouder || ouderdom; op zijn ouderdom [ZND 40 (1942)]
III-2-2
|
| 24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
leeg (L282p Achel, ...
L282p Achel)
|
Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
| 23613 |
leerrede |
preek:
preek (L282p Achel)
|
Een leerrede, een tekstverklarende preek, homilie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 20110 |
leeuwenbek |
leeuwenbek:
-
leeuwenbekje (L282p Achel)
|
grote leeuwebek [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|
| 33883 |
leewater |
leewater:
liǝwǭtǝr (L282p Achel)
|
Gewrichtsontsteking bij veulens - ook bij kalveren en hoenders -, door een vochtophoping, veroorzaakt door een besmetting die bij veulens vooral via een navelwond binnendringt. [A 48A, 12c; N 8, 90m en 90n; monogr.]
I-9
|
| 34067 |
lege eerste koe |
schot:
sxǫt (L282p Achel)
|
Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.]
I-11
|
| 29060 |
legger |
peesklap:
pēsklap (L282p Achel)
|
Een veel voorkomende zwelling of slijmbeursje van verschillende grootte aan de achterkant van de elleboog. Ze ontstaat door de druk van de kalkoenen der voorijzers op het gewricht, als het dier over een te kleine ligplaats beschikt en daardoor met de borst op de onder het lijf getrokken voeten ligt. De legger is een schoonheidsfout, die bij het lopen niet hindert maar wel pijnlijk kan zijn. [N 8, 32.1, 90d, 90f en 90g; monogr.]
I-9
|
| 33409 |
legnest |
nest:
nęst (L282p Achel)
|
Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25]
I-6
|
| 21553 |
lei |
lei:
lei(j) (L282p Achel),
n lei (L282p Achel)
|
Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|