e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
traktatie van de bruidegom (kwansel) kwansel: kwansel (Achel), Indien de jongeman (vroeger) geen kwansel wilde geven, dan werd er s avonds door de geburen op ketels enz. getrommeld, totdat de jongeman toegaf.  kwansəl (Achel) de tractatie van de bruidegom aan de jongelingen in zijn buurt [kwansel] [N 112 (2006)] || Kwansel: traktatie op bier, gegeven door de jongeman die in ondertrouw is. III-3-2
tranende ogen schreeuwogen: sxrøw uəgən (Achel), traanogen: troͅənuəgə (Achel) oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1
trant gang: gaank (Achel), gank (Achel) Wijze van gaan (gank, loop, trant) [N 108 (2001)] III-1-2
trapleuning leuning: lø̄nen (Achel), lø̄neŋ (Achel) Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.] II-9
trappelen trappelen: trappelen (Achel, ... ) Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen) [N 108 (2001)] III-1-2
trappelende bewegingen maken dabben: dabǝn (Achel) Het paard tilt de poten hoog genoeg op, maar werpt ze niet vooruit; het blijft ter plaatse trappelen. [N 8, 70b en 71] I-9
trappist trappist: trappist (Achel) Een Trappist [Latrap]. [N 96D (1989)] III-3-3
trechter op de gierton trechter: trɛxtǝr (Achel) In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
trede trede: trɛi̯ (Achel) De ijzeren opstapper die bij de huifkar aan een van de berries is opgehangen. Bij het rijtuig maakt de trede deel uit van de bak. [N 17, 39; N G, 59d; monogr.] I-13
treiten kussens onder de haak: køsǝs ǫndǝr dǝn hǭk (Achel), treitsen: trē̜tsǝn (Achel) Leren omwikkelingen van het haam, waaraan de trekhaken of -ogen bevestigd zijn. [N 13, 5] I-10