20138 |
nageboorte |
tocht, de -:
?? iets met "tochtig"te maken?
d`n tocht (L191p Afferden)
|
menselijke nageboorte [N 10C (zj)]
III-2-2
|
33881 |
nageboorte van het paard |
(het) kwaad:
ku̯ǭt (L191p Afferden),
(het) vuil:
vȳl (L191p Afferden),
bocht:
boxt (L191p Afferden)
|
Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55]
I-9
|
20081 |
nagelbloem (clethra alnifolia) |
kruitnagel:
krütnagel (L191p Afferden),
nagelbloem:
nagelbloem (L191p Afferden)
|
giroffel (nagelbloem) [SGV (1914)] || nagelbloem (anjelier) [SGV (1914)]
III-2-1
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
nahooi:
nǭhø̜i̯ (L191p Afferden)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
33706 |
natuurlijke waterloop |
beek:
bē̜k (L191p Afferden)
|
Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.]
I-8
|
25012 |
nauw, eng |
nauw:
nouw (L191p Afferden)
|
nauw [SGV (1914)]
III-4-4
|
17766 |
navel |
navel:
naavel (L191p Afferden),
nável (L191p Afferden)
|
navel [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
20361 |
neef |
neef:
ee van père (fr.)
neef (L191p Afferden)
|
neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24347 |
neet, luizenei |
neet:
neet (L191p Afferden)
|
neet [SGV (1914)]
III-4-2
|
18042 |
negenoog |
negenoog:
negenoeëg (L191p Afferden)
|
negenoog, bloedzweer [SGV (1914)]
III-1-2
|